present simple

 Today
  • Explain grammar: present simple

  • Work on homework exercises
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Today
  • Explain grammar: present simple

  • Work on homework exercises

Slide 1 - Tekstslide

Please take
your notebook in
front of you

Slide 2 - Tekstslide

Present simple
(tegenwoordige tijd)
Gebruik:

1.  Feiten

2.  Gewoonten

3.  Regelmatige gebeurtenissen

Slide 3 - Tekstslide

Present simple
Vorm:

1.  I, you, we, you, they:  hele werkwoord

We like English.

2.  He, she, it:  hele werkwoord + -s  (SHIT-rule)

She/Susan likes history.

They play basketball together.

He/John hates rain.

Slide 4 - Tekstslide

Present simple
  • Eindigt het werkwoord op een medeklinker + -y? 
Bij he, she, it:  werkwoord + -ies

study    >   studies 

cry  >   cries 

  • Eindigt het werkwoord op een klinker + -y? 
Bij he, she, it:  werkwoord + -s

buy    >   buys 

play    >   plays 

Slide 5 - Tekstslide

Present simple
  • Eindigt het werkwoord op een sis-klank? 
Bij he, she, it:  werkwoord + -es

watch  >  watches 

finish    >    finishes
fix   >    fixes 

Slide 6 - Tekstslide

Present simple is:
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 7 - Quizvraag

Use the present simple:

They ______ (come) home from school.
A
come
B
comes

Slide 8 - Quizvraag

Use the present simple:

Jack often ______ (buy) new shoes.
A
buy
B
buys
C
buyes
D
buyies

Slide 9 - Quizvraag

Use the present simple:

Walter and Frank ______ (say) hello.
A
say
B
sayes
C
says
D
sayies

Slide 10 - Quizvraag

Use the present simple:

He ______ (drive) to work every day.

Slide 11 - Open vraag

Use the present simple:

Mary ______ (catch) a cold every winter.

Slide 12 - Open vraag

Use the present simple:

They ______ (like) vegetables.

Slide 13 - Open vraag

Do: Exercise 14 (page 61)
Study: Vocabulary 2.1 + 2.2  (page 162-163)

Slide 14 - Tekstslide