Staal blok 6 - Week 1 - Les 4
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het hulpwerkwoord in de volgende zin?
We hebben vandaag de fluwelen handschoenen gebruikt.
We hebben vandaag de fluwelen handschoenen gebruikt.
Slide 2 - Open vraag
Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin?
We hebben vandaag de fluwelen handschoenen gebruikt.
We hebben vandaag de fluwelen handschoenen gebruikt.
Slide 3 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
We hebben vandaag de fluwelen handschoenen gebruikt.
We hebben vandaag de fluwelen handschoenen gebruikt.
Slide 4 - Open vraag
Zoek de bijvoeglijk naamwoorden in de volgende zin?
Marit, wat heb jij in de bruine, leren koffer gedaan?
Marit, wat heb jij in de bruine, leren koffer gedaan?
Slide 5 - Open vraag
Schrijf alles wat je weet over een komma
( in de taal, dus niet in rekenen)
( in de taal, dus niet in rekenen)
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Video
Slide 8 - Tekstslide
Waar of niet waar:
De komma geeft een korte rust in de zin.
De komma geeft een korte rust in de zin.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Waar of niet waar:
Je schrijft de komma alleen na de naam van iemand die je aanspreekt.
Je schrijft de komma alleen na de naam van iemand die je aanspreekt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Waar of niet waar:
De komma schrijf je alleen bij een opsomming.
De komma schrijf je alleen bij een opsomming.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
Slide 14 - Tekstslide
Kijk naar de zin van het dictee.
Welk zinsdeel is brandt?
Welk zinsdeel is brandt?
Slide 15 - Open vraag
Kijk naar de zin van het dictee.
Noem het onderwerp.
Noem het onderwerp.
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Hoeveel had je goed geschreven?
Welke woorden moest je verbeteren?
Had je alle leestekens goed?
Maak eventueel een foto van je dictee en upload het.
Welke woorden moest je verbeteren?
Had je alle leestekens goed?
Maak eventueel een foto van je dictee en upload het.
