In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Paragraaf 2.1
Sparen of Beleggen (les 2)
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Na deze les :
kun je uitleggen wat een aandeel is.
kun je uitleggen wat een obligatie is.
kun je uitleggen wat de voor- en nadelen van beleggen zijn.
Slide 2 - Tekstslide
Maar eerst even wat herhaling
Je stort € 500 op de bank. Het rentepercentage is 2%
Bereken (is uitschrijven berekening)
hoeveel rente ontvang je na 1 jaar?
hoeveel rente ontvang je na 3 jaar?
wat is je spaarsaldo na 3 jaar?
Slide 3 - Tekstslide
Maar eerst even wat herhaling
Wat waren de spaarmotieven ook alweer?
Sparen voor een doel.
Sparen uit voorzorg.
Sparen voor rente.
Slide 4 - Tekstslide
Maar eerst even wat herhaling
Er zijn 2 spaarvormen, welke?
Vrij opneembaar
Deposito
Slide 5 - Tekstslide
Maar eerst even wat herhaling
Er zijn 2 soorten rente, welke?
Enkelvoudige rente/interest
Samengestelde rente/interest
Slide 6 - Tekstslide
Einde herhaling
Nu gaan we het hebben over: Beleggen, aandelen, obligaties, dividend.
Slide 7 - Tekstslide
Beleggen
Je investeert geld in een doel (zoals een bedrijf) om er geld aan te verdienen.
beleggen kan veel meer opleveren dan sparen
met beleggen loop je ook veel meer risico
dan met sparen
Slide 8 - Tekstslide
Beleggen
Er zijn 2 manieren van beleggen:
1) Met aandelen
2) Met obligaties
Laten we eens kijken wat het precies inhoudt:
Slide 9 - Tekstslide
Aandelen
Beleggen in aandelen.
Aandelen: je koopt en wordt mede-eigenaar van een bedrijf (aandeelhouder).
Je krijgt een deel v.d. winst uitgekeerd (dividend)
Waarde fluctueert.
hoger risico dan obligaties.
Obligaties
Beleggen in obligaties.
Obligaties: je leent jouw geld voor een bepaalde tijd uit aan de overheid of een bedrijf.
Waarde staat vast.
Je ontvangt rente (Vaak enkelvoudige interest).
Slide 10 - Tekstslide
www.npex.nl
Slide 11 - Link
De aandelenmarkt
De aandelenmarkt fluctueert enorm. Heel veel factoren hebben invloed op de waarde van aandelen. Het nieuws is dus een enorme bron van informatie waarmee beleggers werken.
Kijk op de volgende sheet maar even mee.
Slide 12 - Tekstslide
fd.nl
Slide 13 - Link
Vragen?
Tot nu toe alles duidelijk?
Slide 14 - Tekstslide
Even wat vragen..
Slide 15 - Tekstslide
Wat is een aandeel?
A
Lening aan bedrijf
B
Bewijs van deelname aan kapitaal van bedrijf
C
Lening aan overheid
D
Bewijs v/ deelname aan kapitaal van overheid
Slide 16 - Quizvraag
wat is een aandeel?
A
bewijs van eigenaar
B
schuldbewijs
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het rendement van aandeel?
A
Dividendrendement
B
Koersrendement
C
A+B
D
Geen van beide
Slide 18 - Quizvraag
Er is een economische crisis in Brazilië Economen verkopen hun aandelen. De vraag naar aandelen.....
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft hetzelfde
D
Verandert in aanbod
Slide 19 - Quizvraag
Je kunt obligaties ook doorverkopen. Wanneer levert dit je wat op?
A
Als het goed gaat met het bedrijf/de overheid.
B
Als het slecht gaat met het bedrijf/de overheid.
C
Als het rentepercentage hoger is dan de huidige rente op sparen.
D
Als het rentepercentage lager is dan de huidige rente op sparen.
Slide 20 - Quizvraag
Als je in obligaties belegt ontvang je als vergoeding ..
A
Dividend
B
Rendement
C
Rente
Slide 21 - Quizvraag
Een verschil tussen aandelen en obligaties is:
A
Aandelen worden op de beurs verhandeld en obligaties niet
B
De koers van een obligatie staat vast
C
Aandelen moeten worden terugbetaald en obligaties niet
D
Een obligatiehouder heeft geen zeggenschap
Slide 22 - Quizvraag
Je geld investeren in obligaties is veiliger dan aandelen kopen
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Bij obligaties koop je een stukje van een lening
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Het minste risico loop ik bij
A
obligaties
B
aandelen
Slide 25 - Quizvraag
De Nederlandse overheid geeft
A
Aandelen uit
B
Zowel aandelen als obligaties
C
Obligaties uit
Slide 26 - Quizvraag
Resumerend
De lesdoelen waren :
Je kunt uitleggen wat een aandeel is.
Je kunt uitleggen wat een obligatie is.
Je kunt uitleggen wat de voor- en nadelen van beleggen zijn.