In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Hoe voel je je vandaag?
😒🙁😐🙂😃
Slide 1 - Poll
Betrouwbaarheid van een tekst
Slide 2 - Woordweb
Weet wat je leest
Via kranten, tijdschriften en vooral internet kun je snel en makkelijk informatie vinden. Het is belangrijk om te weten of alles wat je leest ook echt waar is.
Slide 3 - Tekstslide
Waar komt de tekst vandaan?
Als je een tekst leest, kijk dan eerst waar de tekst vandaan komt (de bron). Dat kan een krant, tijdschrift of website zijn. Een tekst op een serieuze nieuwssite is vaak betrouwbaarder dan een tekst op bijvoorbeeld Facebook.
Kijk ook wanneer de tekst geschreven is. Een oude tekst is niet betrouwbaar.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het doel van de tekst?
Let ook op het doel van de tekst. Een schrijver die iets wil verkopen, kun je niet altijd geloven. Hij zal dan alleen de goede dingen vertellen en niet de minder goede.
Slide 5 - Tekstslide
Schrijver
- Beoordeel of de schrijver deskundig is.
- Een schrijver is deskundig als hij/zij zich uitgebreid in het onderwerp heeft verdiept.
Slide 6 - Tekstslide
Betrouwbaarheid van een tekst
Niet alles wat je leest is betrouwbaar.
Een betrouwbare tekst heeft controleerbare feiten.
Slide 7 - Tekstslide
FEIT
- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is
- Een feit kan je controleren
Voorbeeld van een feit:
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.
Je kunt controleren of dit waar is door in de krant te kijken of het op internet op te zoeken.
Slide 8 - Tekstslide
MENING (STANDPUNT)
- Wat iemand ergens van vindt
Het is niet controleerbaar
-Je kunt het eens of oneens zijn
Voorbeeld van een mening:
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.
Slide 9 - Tekstslide
Staat hier een feit, mening of argument?
Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
Slide 10 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?
Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
Slide 11 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?
Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
Slide 12 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?
Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
Slide 13 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?
Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
Slide 14 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?
Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
Slide 15 - Quizvraag
Een tekst met als titel "Red Bull is goed voor je". Geschreven door de directeur van Red Bull. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar
Slide 16 - Quizvraag
Een tekst over een griepepidemie geschreven door een arts. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar
Slide 17 - Quizvraag
Een tekst over betalen met een pinpas geschreven in 1999. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar
Slide 18 - Quizvraag
Wat past waar? Feit of mening?
Feit
Mening
Feit
Mening
Feit
Mening
Slide 19 - Sleepvraag
Feit
Mening
Slide 20 - Sleepvraag
Feit
Mening
Slide 21 - Sleepvraag
Wat past waar? Feit of mening?
Wie rijk wil zijn, moet niet zijn vermogen vermeerderen maar zijn hebzucht verminderen. Epicurus, Grieks filosoof c.341-270 BC