Nederlands ISK 6 eten en drinken dag 8

Nederlands ISK 6 eten en drinken dag 8
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands ISK 6 eten en drinken dag 8

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands!

Slide 2 - Tekstslide

Hoe gaat het met jullie vandaag?
πŸ˜€ πŸ™‚ 😐 ☹️ 😑

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van de les:
1. Weet ik waar de oudergesprekken over gaan
2. Heb ik het huiswerk nagekeken
3. Toets inplannen

Slide 4 - Tekstslide

Oudergesprekken
1. Jullie Nederlandse tekst
2. Oudermagister
3. Cijfers
4. Gedrag op school
5. Enkele kleine andere dingen
6. Vragen van jou/ jouw ouders/verzorgers

Slide 5 - Tekstslide

Wekelijkse Toets woorden
1. Elke week gaan we een kleine toets doen over de woordenlijsten
2. De cijfers worden samen 1 cijfer
3. Deze toets is op donderdag. 

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
1. Pak allemaal jouw huiswerk op tafel

Slide 7 - Tekstslide

woordenlijst
1. de kauwgom
2. het koekje
3. de suiker
4. het zout
5. de peper
6. de rijst
7. de soep

Slide 8 - Tekstslide

Nederlands!

Slide 9 - Tekstslide

Hoe gaat het met jullie vandaag?
πŸ˜€ πŸ™‚ 😐 ☹️ 😑

Slide 10 - Tekstslide

Aan het einde van de les:
1. Weet ik wat 'chunks' zijn
2. Ken ik drie 'chunks'

Slide 11 - Tekstslide

Chunks
1. Is een Engels woord
2. voor Nederlands leren betekend het:
- kleine stukjes zin die altijd bij elkaar horen.
'Nee dankje'
'Ja graag'
'met suiker'

Slide 12 - Tekstslide

Chunks kan je altijd gebruiken
Hoe drink jij jouw koffie?
'Met suiker' OF
'met melk'
OF
'met melk en suiker'

Slide 13 - Tekstslide

Oefenen met chunks
1. Schrijf op welk woord er gezegd wordt.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Nu gaan wij hem zelf oefenen
1. De helft van de klas gaat aan de ene kant staan
2. De andere helft van de klas gaat aan de andere kant staan

Slide 16 - Tekstslide

Nederlands!

Slide 17 - Tekstslide

Aan het einde van de les:
1. Heb ik het recept gelezen

Slide 18 - Tekstslide

woordenlijst
1. de eidooier
2. kneden
3. stevig
4.  Een balletje
5. bakken
6. de oven

Slide 19 - Tekstslide