4. Past perfect continuous
Wanneer? Actie die al een tijdje aan de gang was vóór een andere actie in het verleden (nadruk op de duur)
signaalwoorden (for a time, all day long, etc.)
+ (bevestigend): had been + werkwoord + ing
- (ontkenning): hadn't been + werkwoord +ing
? (vraag): had + onderwerp + been + werkwoord + ing