In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 10 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Je loopt ongeveer ... km per uur
A
3
B
6
C
10
D
8
Slide 9 - Quizvraag
Je loopt 12 km. Hoe lang doe je daar dan ongeveer over?
A
1 uur
B
1,5 uur
C
2 uur
D
2,5 uur
Slide 10 - Quizvraag
Je loopt 15 km. Hoe lang doe je daar dan ongeveer over?
A
1 uur
B
1,5 uur
C
2 uur
D
2,5 uur
Slide 11 - Quizvraag
Je fietst ongeveer ... km per uur
A
5
B
12
C
10
D
18
Slide 12 - Quizvraag
Je fietst 9 km. Hoe lang doe je daar dan ongeveer over?
A
1 uur
B
1,5 uur
C
0,5 uur
D
2 uur
Slide 13 - Quizvraag
Je fietst 36 km. Hoe lang doe je daar dan ongeveer over?
A
1 uur
B
1,5 uur
C
2 uur
D
2,5 uur
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de hoogte van een verdieping?
A
180 cm
B
3 meter
C
2 meter
D
150 cm
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de lengte van een volwassene?
A
200 cm
B
2 meter
C
170 cm
D
180 cm
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de lengte van een grote stap?
A
90 cm
B
70 cm
C
1 m
D
100 cm
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
11.4
Slide 20 - Tekstslide
Hoeveel liter past er in een glas?
A
0,5 liter
B
1 liter
C
0,1 liter
D
0,2 liter
Slide 21 - Quizvraag
Hoeveel meter zit er tussen 2 bomen langs de weg?
A
5 meter
B
50 meter
C
500 meter
D
5000 meter
Slide 22 - Quizvraag
Hoeveel bomen staan er langs één kant van de weg van 200 meter lang?
A
400 bomen
B
40 bomen
C
20 bomen
D
10 bomen
Slide 23 - Quizvraag
Hoe lang is een auto ongeveer?
A
1 meter
B
2 meter
C
4 meter
D
10 meter
Slide 24 - Quizvraag
Hoeveel auto's staan er in een file van 2 km lang. De weg heeft 2 rijbanen.
A
Per rijbaan 2000 : 2 = 1000
Dus 2000 auto's
B
Per rijbaan 2000 : 4 = 500
Dus 1000 auto's.
C
Per rijbaan 200 : 2 = 100
Dus 200 auto's
D
Per rijbaan 200 : 2 = 100
Dus 200 auto's
Slide 25 - Quizvraag
Je wil weten hoeveel leerlingen er ongeveer op het Merlet zitten. Wat moet je dan weten?
A
Hoe oud de leerlingen zijn.
B
Hoeveel klassen er zijn.
C
Hoe groot een klas ongeveer is.
D
Hoeveel lokalen er zijn.
Slide 26 - Quizvraag
Hoeveel leerlingen zitten er in een klas?
A
15 leerlingen
B
25 leerlingen
C
35 leerlingen
D
45 leerlingen
Slide 27 - Quizvraag
Ga aan de slag met je doelen.
Op eigen tempo aan het werk
Bij elk doel horen O-opdracht als je het doel nog niet gehaald hebt, U-opdrachten als je het doel gehaald hebt en E-opdrachten als afsluiting van het doel.
Zelf je werk serieus nakijken en verbeteren en leren van je fouten!!!
1) Hoe kun je handig afronden?
2) Hoe kun je handig met handige maten een schatting maken?
3) Welke vragen moet je stellen om een goede schatting te maken?
4) Hoe maak je een schatting en welke aannames kan je maken?