In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
3. Sterke en onregelmatige werkwoorden
Ik heb het gesmorft. En jij?
Slide 1 - Tekstslide
Testen, maar dan net even anders
De lijst met sterke en onregelmatige werkwoorden uit het lesboek 'De Bovenkamer' van Josée Coenen (p.135-140) moet je uit het hoofd leren.
Iedere week 'overhoor' ik 8-10 woorden via LessonUp én krijg je van mij, middels informatieve filmpjes, context rondom het woord. Veel voorkomende onregelmatige werkwoorden (bijv. hebben, gaan) worden bovendien herhaald.
Slide 2 - Tekstslide
Deze week:
bidden, (her)denken, (ver)binden, (ver)kopen, kunnen, zitten, bieden, kiezen, staan
Slide 3 - Tekstslide
Allerzielen?
De herfst staat voor de deur en Halloween ken je uit Amerika maar wat is Allerzielen? En wat heeft dat met geloof te maken?
Kijk mee en luister naar het gebruik van de werkwoorden: geloven, bidden, (her)denken, gaan en overlijden
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Wat denk jij? Is 'geloven' een sterk of een zwak werkwoord?
A
sterk
B
zwak
Slide 6 - Quizvraag
En 'bidden'?
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord
Slide 7 - Quizvraag
Vul in: Van oudsher geloven katholieken dat de ziel na je dood naar één van deze 3 bestemmingen .... : de hemel, de hel of het vagevuur.
Slide 8 - Open vraag
In het vagevuur wordt je....
A
gezuiverd
B
gezoeverd
C
zuiver
D
geen idee
Slide 9 - Quizvraag
//gaan// kies de juiste vervoeging (o.v.t. EV/ o.v.t. MV/ volt.dw)
A
ik ga/ wij gaan/ben gegaan
B
ik ging/ wij gingen/ ben gegaan
C
ik gaat/ wij gaande/ gegaan
D
geen idee...
Slide 10 - Quizvraag
Vul in: Levende mensen kunnen een handje helpen door fanatiek voor jou te .....
A
gebeden
B
bidden
C
baden
D
geen idee
Slide 11 - Quizvraag
//bidden// kies de juiste vervoeging (o.v.t. EV/ o.v.t. MV/ volt.dw)
A
ik bad/ wij baden/gebeden
B
ik bid/ wij bidden/ gebeden
C
ik bidde/ wij bidden/ gebid
D
ik bad/ wij beden/ gebeden
Slide 12 - Quizvraag
Stel je voor: jij leefde 1000 jaar geleden, wie zouden er voor jou hebben ....?
A
gebid
B
geboden
C
gebidt
D
gebeden
Slide 13 - Quizvraag
Vul in: Circa 1000 jaar geleden wordt er, in een klooster in Frankrijk, de 2e november aangewezen, om al die 'zielige' zielen te ....
Slide 14 - Open vraag
Welke vorm is correct in de zin: 'Zij _____ gisteren de slachtoffers van oorlog.'
A
herdenken
B
herdenkt
C
herdachten
D
herdacht
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de betekenis van het woord 'herdenken'?
A
Het vergeten van iets belangrijks
B
Het vieren van een jubileum
C
Het plannen van een toekomstige gebeurtenis
D
Het terugdenken aan iets of iemand uit het verleden
Slide 16 - Quizvraag
Vul in: Dat had ik nooit (dachten)
Slide 17 - Open vraag
Van het ene naar het andere 'heilige huisje'
De Europese unie. Want naast geloof en gezamenlijke feestdagen verbindt ook de Europese unie de burgers van Europa aan elkaar.
Slide 18 - Tekstslide
Vul in: ... (verbinden) de Europese unie ons aan elkaar? Hoe dan?
Slide 19 - Open vraag
Is verbinden een samengesteld werkwoord?
A
Ja, ver- (voorvoegsel) en binden (werkwoord)
B
nee
Slide 20 - Quizvraag
Is *verbinden* een 'knip'werkwoord (scheidbaar) of een 'plak'werkwoord (niet-scheidbaar)? Zie theorie p.50-51
Slide 21 - Open vraag
Wat is de juiste voltooide tijd van het werkwoord 'verbinden'?
A
geverbonden
B
verbonden
C
binden
D
bonden
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de juiste voltooide tijd van het werkwoord 'binden'?
A
gebonden
B
bond
C
bind
D
bonden
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de juiste verleden tijd (ev) van het werkwoord 'binden'?
A
bond
B
gebonden
C
bonden
D
binden
Slide 24 - Quizvraag
Terug naar die Europese Unie. Wat heeft de Europese Unie jou te ... ?
A
boden
B
gebieden
C
bieden
D
geen idee
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Video
Voor bedrijven is het heel interessant als ze op een eenvoudige manier aan alle burgers producten kunnen .... Zonder dat ze last ... van allerlei regels die de export bemoeilijken.
A
verkopen, hebben
B
verkochten, hadden
C
verkoopten, hebben
D
kopen, hadden
Slide 27 - Quizvraag
Zo ... een bloembollenteler uit Nederland heel gemakkelijk zijn bloembollen exporteren naar een ander EU-land.
Slide 28 - Open vraag
Welke vorm wordt gebruikt in de verleden tijd enkelvoud?
A
kon
B
gekund
C
konden
D
kunnen
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de correcte vorm voor de verleden tijd meervoud?
A
gekund
B
kunnen
C
konden
D
kon
Slide 30 - Quizvraag
Welke vorm wordt gebruikt in de voltooide tijd?
A
gekund
B
kunnen
C
konden
D
kon
Slide 31 - Quizvraag
Vul in: Het betekent ook dat jij ... (kunnen) gaan wonen, werken of leren in elk EU-land dat je ....(kiezen).
Slide 32 - Open vraag
Wat is de verleden tijd (ev) van 'kiezen'?
A
kiezen
B
kozen
C
gekozen
D
koos
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de voltooide tijd van 'kiezen'?
A
kiezen
B
koos
C
kozen
D
gekozen
Slide 34 - Quizvraag
Vul in: Je ... (kunnen) ook precies zien wat er allemaal in je eten ... (zitten).
Slide 35 - Open vraag
Omdat tegenwoordig alle producten in de winkel van een etiket zijn voorzien. Vroeger moest je gokken naar wat er in je eten ... (zitten).
A
zit
B
zat
C
zitte
D
zeten
Slide 36 - Quizvraag
Nu hebben we lang genoeg .... (zitten), tijd om op te ... (staan)
Slide 37 - Open vraag
Hoe vervoeg je staan in de OVT (ev), OVT (mv) en de voltooide tijd?