Week 24 Ne 2k2 Hoofdstuk 6 woordenschat

Hallo leerlingen uit 2K2

Welkom bij Nederlands, het leukste vak dat jullie hebben!     

Ori


week 24
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Hallo leerlingen uit 2K2

Welkom bij Nederlands, het leukste vak dat jullie hebben!     

Ori


week 24

Slide 1 - Tekstslide

Week 24
Beste leerlingen van 2k2,

Deze week gaan we werken aan H6 woordenschat.
Jullie krijgen eerst een uitleg. Lees ook de theorie op blz 223 .
Voor deze week wordt het huiswerk  blz 223 H6 Woordenschat opdracht 1 tot en met 6

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt de betekenis van een moeilijk woord vinden, door een woordraadstrategie te gebruiken.

Je kunt een woordenboek gebruiken om de juiste betekenis van een woord op te zoeken.

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Wat zijn woordraadstrategieën

Slide 5 - Open vraag

Woordraadstrategieën

Slide 6 - Tekstslide

Hoe zoek je naar een bekend woorddeel?
A
kijken naar samengestelde woorden en voorvoegsels
B
kijken naar voorvoegsels en achtervoegsels
C
kijken naar samengestelde woorden en achtervoegsels
D
kijken naar samengestelde woorden, voor- en achtervoegsels

Slide 7 - Quizvraag

Weet jij nog een manier/manieren om de betekenis van een onbekend woord in een tekst te vinden?

Slide 8 - Open vraag

woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.

bijv.: Exact - Precies

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 9 - Tekstslide

Klaas heeft exact hetzelfde boek.

Synoniem voor exact:
A
absoluut
B
precies
C
anders
D
jeans

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een synoniem?
A
Voorbeeld
B
Tegenovergestelde van een woord
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Ander woord met zelfde betekenis

Slide 11 - Quizvraag

woordraadstrategie een tegenstelling vinden:

- tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

-als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

-zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden:

maar, echter, toch, daarentegen.


Slide 12 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat een tegenstelling is

Slide 13 - Open vraag

Het figuur is asymmetrisch.
Tegenovergestelde van asymmetrisch:
A
rond
B
aan beide kanten gelijk
C
aan beide kanten ongelijk
D
vierkant

Slide 14 - Quizvraag

Tegenovergestelde van "zwaar"

Slide 15 - Open vraag

'Overdag is het bloedheet in een woestijn, maar in de nacht is het ijskoud.' Wat is de tegenstelling
A
overdag - woestijn
B
nacht - bloedheet
C
nacht - overdag
D
bloedheet - ijskoud

Slide 16 - Quizvraag

woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.

vb. Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.

Slide 17 - Tekstslide

Zorgeloos

Geef een omschrijving

A
met heel veel zorgen
B
met zorgen
C
zorgelijk
D
zonder zorgen

Slide 18 - Quizvraag

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken
  • Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem, zo.
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 19 - Tekstslide

Aan welke signaalwoorden herken je in een tekst voorbeelden?
A
Bijvoorbeeld, zoals, denk hierbij aan.
B
Ook, eveneens, hetzelfde
C
Eerst, hierna, vervolgens, tenslotte.
D
Als, indien, wanneer, mits, tenzij.

Slide 20 - Quizvraag

Zo zoek je een voorbeeld
- bijvoorbeeld tussen haakjes, komma's of streepjes.
- Na woorden zoals: zoals, als, bijvoorbeeld, een voorbeeld van
- Na een dubbele punt

Slide 21 - Tekstslide

Een voorbeeld zoeken
'Op het verjaardagsfeest van mijn nicht kregen we allerlei Franse delicatessen, zoals petitfours en meringues (schuimgebakjes).'

Slide 22 - Tekstslide

Aan welke woorden kun je zien dat er een voorbeeld volgt?
A
zoals, bijvoorbeeld, want
B
bijvoorbeeld, denk aan, zoals
C
als, omdat, bijvoorbeeld

Slide 23 - Quizvraag

Dit is geen woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
tegenstelling zoeken
C
vooruit lezen
D
voorbeelden zoeken

Slide 24 - Quizvraag

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 25 - Quizvraag

Welke informatie vind je in een woordenboek?

Slide 26 - Woordweb

Wat wist je al?

Slide 27 - Open vraag

Nog vragen? 

Slide 28 - Tekstslide

1.   Vertel eens wat je vandaag gedaan hebt?
2.   Noem 2 positieve punten over hoe je vandaag hebt gewerkt.
3.   Wat vond je vandaag moeilijk?
4.   Wat vond je vandaag het leukst?
5.   Als je iets aan vandaag mocht veranderen, wat was dat dan?




Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag met woordenschat!
Blz 223 H6 woordenschat
opdracht 1 tot en met 6 maken en uiterlijk donderdag11 juni 2020 mailen naar ori@vanvredenburchcollege.nl
MET vermelding van (voor)naam, klas en week!

Slide 30 - Tekstslide

Einde  week 24! Tot de volgende keer

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide