De prijselasticiteit van de vraag naar een bepaald product is -0,25. Dit betekent ....
A
qv daalt met 20 als p met 100 stijgt
B
p daalt met 25 als qv met 100 stijgt
C
p daalt met 2% als qv met 8% stijgt
D
qv daalt met 2% als p met 8% stijgt
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
economieVoortgezet speciaal onderwijs
In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
De prijselasticiteit van de vraag naar een bepaald product is -0,25. Dit betekent ....
A
qv daalt met 20 als p met 100 stijgt
B
p daalt met 25 als qv met 100 stijgt
C
p daalt met 2% als qv met 8% stijgt
D
qv daalt met 2% als p met 8% stijgt
Slide 1 - Quizvraag
Ev =
____
A
B
% Δ prijs
% Δ gevraagde hoeveelheid
Slide 2 - Sleepvraag
Gegeven dat qv = -30p + 300. De prijs stijgt van € 4 naar € 5. De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid is
A
-30
B
-1,5
C
-1
D
-0,67
Slide 3 - Quizvraag
De prijselasticiteit van tablets van merk X heeft een waarde van -1,15. De fabrikant overweegt een prijsdaling. Als gevolg van de prijsdaling mag men verwachten, dat ...
A
de afzet stijgt, de omzet stijgt
B
de afzet daalt, de omzet daalt
C
de afzet stijgt, de omzet daalt
D
de afzet daalt, de omzet stijgt
Slide 4 - Quizvraag
Als een fabrikant bij een prijsinelastische vraag de prijs verhoogt zal het gevolg zijn zal het gevolg zijn dat...
A
de afzet stijgt, de omzet stijgt
B
de afzet daalt, de omzet daalt
C
de afzet stijgt, de omzet daalt
D
de afzet daalt, de omzet stijgt
Slide 5 - Quizvraag
De prijselasticiteit van de vraag naar een goed is -0,6. De prijs stijgt met 20%. De gevraagde hoeveelheid was 120.000 stuks. Hoeveel wordt gevraagde hoeveelheid
A
80.000
B
105.600
C
112.800
D
118.500
Slide 6 - Quizvraag
De prijselasticiteit van de vraag naar een goed is -0,6. De prijs stijgt met 20%. De gevraagde hoeveelheid was 120.000 stuks. Hoeveel wordt gevraagde hoeveelheid
A
80.000
B
105.600
C
112.800
D
118.500
Slide 7 - Quizvraag
..... goederen zijn goederen die elkaar kunnen vervangen
Slide 8 - Open vraag
De kruislingse prijselasticiteit van de vraag is bij complementaire goederen negatief omdat
Slide 9 - Open vraag
Als het gemiddeld besteedbaar inkomen in Nederland met 5 % stijgt, stijgt de vraag naar bromfietsen met 7%. De inkomenselasticiteit van de vraag naar bromfietsen is dan ...
A
0,71
B
0,98
C
1.02
D
1,4
Slide 10 - Quizvraag
Geef per soort goed de verwachte waarde van Ey aan