In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Taalverzorging
Grammatica
Spelling
Formuleren
Taalbewustzijn
Slide 1 - Tekstslide
Lezen
Slide 2 - Tekstslide
Taalverzorging
Je kent het verschil tussen grammatica woordsoorten en zinsdelen. Je kent de volgende woordsoorten:
werkwoord
zelfstandig naamwoord
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
Slide 3 - Tekstslide
Grammatica zinsdelen
Je moet je broertje morgen een cadeau geven.
Slide 4 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten
Je moet je broertje morgen een cadeau geven.
Slide 5 - Tekstslide
werkwoorden
Een werkwoord kan in verschillende vormen in je zin terugkomen:
brengen > infinitief (hele werkwoord)
bracht > verleden tijd (of in een andere tijd)
gebracht > voltooid deelwoord
Slide 6 - Tekstslide
Zelfstandig werkwoord
Belangrijkste werkwoord in de zin.
Hulpwerkwoord
Meer dan één werkwoord? Alles wat geen zelfstandig werkwoord is, is hulpwerkwoord!
Slide 7 - Tekstslide
Werkwoorden
Ik heb gisteren een verhaal verteld.
heb / verteld
Welk werkwoord is belangrijker?
Slide 8 - Tekstslide
lidwoorden
de, het, een
Let op: 'een' en niet 'één'
'het' van 'het huis' is wel een lidwoord, 'het' van 'het regent' niet
Slide 9 - Tekstslide
zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord gebruik je voor:
mensen en eigennamen (man, Jan)
dieren (olifant, muizen)
dingen (tafel, regenpijp)
Slide 10 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoorden
Deze zeggen iets over een zelfstandig naamwoord.
De nieuwe Netflix-serie.
znw (zelfstandig naamwoord): Netflix-serie
bnw (bijvoeglijk naamwoord): nieuwe
Het bnw kan voor een znw staan, maar ook erna.
Slide 11 - Tekstslide
Voorzetsels
Waarin, waardoor, waarmee, waaronder?
... de kast
Maar ook richtingen, 'met', 'van' en 'na'
Slide 12 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon of een groep mensen zonder een naam te noemen.
Slide 13 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord
Geeft een bezit aan.
Heb je jouw fiets op slot gezet?
je: persoonlijk
jouw: bezittelijk
Slide 14 - Tekstslide
Ontleed onderstaande zin en benoem de werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoorden en voorzetsels.
Heb jij in je kamer de spellingregels aan de muur hangen?
Slide 15 - Open vraag
Aan de slag!
Grammatica: vanaf blz. 81
Makkelijk? Maak opdracht 2, 5, 7, 8 en 14
Moeilijk? Maak opdracht 2, 3, 6, 7, 9 en 14
Klaar?
Oefenen met werkwoordspelling van blz. 92, opdracht. 22, 23 en 24
Oefenen met grammatica? Op Niveau Online > Blok 9 > 9.1 Grammatica > Verder oefenen