Lessonup bij schrijfopdracht thema Vervoer (A2/B1)

Schrijfopdracht thema Vervoer (A2/B1)

M-bovenbouw

* Lessonup als voorbereiding op een extra schrijfopdracht

* Het thema verkeersveiligheid is geïntegreerd in deze les.

Leerdoelen

A2 +B1: 

- Je schrijft een eenvoudige klachtenbrief.

-Je gebruikt veelvoorkomende verkeers- en OV-woorden.

- Je kan je  mening geven.

(Bij niveau B1 ligt de focus op de argumenten)

Verkeer

voorkennis activeren: woordenschat

Openbaar vervoer
(OV)

Voorbeeldsituatie 1 en 2(verkeer)

Probleem: Het stoplicht staat te kort op groen.

Gevolg: Opstopping van fietsende scholieren

Risico: Door rood rijden

Probleem: Te veel wachtende mensen

Gevolg: Drukte en vertraging

Risico: Mensen die de weg op lopen

Een klasgesprek te starten over verkeersveiligheid

Leerlingen hun eigen ervaringen te laten delen

Te oefenen met het beschrijven van problemen

Oplossingen te bedenken voor deze situaties

Voorbeeldsituatie 3 en 4(verkeer)

Probleem: Gevaarlijke obstakels op het fietspad

Gevolg: Fietsers moeten uitwijken

Risico: Aanrijdingen/ botsingen

Probleem: Je kunt slecht zien door de struiken

Gevolg: Bestuurders zien elkaar laat

Risico: Botsingen

Voorbeeldsituatie 5 en 6(verkeer)

Probleem: Auto's parkeren aan beide kanten

Gevolg: Kinderen moeten tussen auto's door oversteken

Risico: De chauffeurs zien kinderen niet aankomen

Probleem: Mensen wachten bij de oude halte

Gevolg: Mensen missen de bus

Risico: Te laat komen

Situatie 6: Een verplaatste bushalte

Situatie 5: Gevaarlijk parkeren bij school

Woordenschat en voorbeeldzinnen

Basiswoordenschat:

  - Verkeer: stoep, zebrapad, stoplicht, fietspad, ongeluk,

  - OV: bus, halte, station, vertraging, spits, vervoersbewijs

Standaardzinnen 

  - "Ik heb een klacht over..."

  - "Het probleem is dat.…"

  - "Kunt u hier iets aan doen?"

Schrijf de woorden en zinnen in je woordenschrift!

Leerlingen met niveau B1 krijgen een papieren blad met taalverrijking (woordenschat). 

Voorbeeldbrief (A2)

A2-brief:

Korte, duidelijke zinnen

Eenvoudige structuur

Concreet probleem

Basis briefconventies

Voorbeeldbrief (B1)

1. Hoe begint de schrijver de brief? Welke formele woorden gebruikt zij?

2. Hoeveel argumenten geeft de schrijver? Welke zijn dat?

3. Welke oplossingen stelt de schrijver voor?

4. Welke verbindingswoorden worden gebruikt? (bijvoorbeeld: ten eerste, bovendien, daarnaast)

Opdracht

Vul  de vragen op het werkblad in.

Laat de antwoorden controleren door je docent

Schrijf de brief op papier.

Lever de brief in. 

Je krijgt feedback.  

Daarna verbeter je jouw brief. 

werkbladen