In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Syndromen
Slide 1 - Tekstslide
Syndromen:
1. Syndroom van Down
2. Rett syndroom
3. Fragiele X syndroom
4. Prader Willi syndroom (PWS)
5. Syndroom van Turner
6. Fas syndroom
7. Angelman syndroom (AS)
8. Williams syndroom
9. Cornelia de Lange (CDLS)
Slide 2 - Tekstslide
Uitzoeken van alle syndromen:
Oorzaak
Lichamelijke kenmerken/ ontwikkeling
Cognitieve en taalontwikkeling
Sociale ontwikkeling
Aandachtspunten
Slide 3 - Tekstslide
Hoe gaan we kennis overbrengen aan elkaar?
- Folder / Brochure
- Presentatie
- Quiz
- Spel
- ?
Slide 4 - Tekstslide
QUIZ
Soorten Syndromen
Slide 5 - Tekstslide
Andere naam voor syndroom van Down
A
Fragiele X syndroom
B
Fragiele Y syndroom
C
Trisomie 21
D
Trisomie 31
Slide 6 - Quizvraag
je kunt een baby met FAS niet herkennen wanneer het net geboren is
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
bij het angelman syndroom heb je te maken met een beperkte woordenschat
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Meisje krijgen vaker het RETT syndroom dan jongens?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Welke van de volgende uiterlijke kenmerken zijn geassocieerd met het Williams syndroom?
A
Lang en slank postuur
B
Brede neusbrug en neusvleugels
C
Smalle lippen en een brede glimlach
D
Lange vingers en tenen
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn aandachtspunten van het Cornelia de lange syndroom?
A
Hartafwijking, Voedingsproblemen
B
Autisme, obesitas
C
Problemen in de sociale interactie
Slide 11 - Quizvraag
Welke vier niveau's heb je bij gehandicaptenzorg (in de juiste volgorde)?
A
Licht, matig, zeer ernstig, passief
B
Licht, matig, passief, actief
C
Zeer ernstig, matig ernstig, ernstig en licht
D
Licht, matig, ernstig, zeer ernstig
Slide 12 - Quizvraag
Autisme houdt in dat iemand
A
Bovenmatig intelligent is
B
Een verstandelijke beperking heeft
C
De hele dag dezelfde dingen wil doen
D
Problemen heeft met sociale interactie
Slide 13 - Quizvraag
Bij welk van onderstaande syndromen ligt de oorzaak NIET bij chromosomen?
A
syndroom van down
B
rett syndroom
C
prader-willi syndroom
D
foetaal alcohol syndroom
Slide 14 - Quizvraag
Bij welk syndroom hoort de volgende omschrijving: Carmen is 25 jaar en woont in een kleinschalige woonvorm in Den Haag met 24-uursbegeleiding. Ze voelt zich daar goed op haar gemak, omdat het een herkenbare en voorspelbare omgeving is. Het kost veel moeite om het gewicht van Carmen goed te houden. Carmen kan de hele dag eten, er is geen rem
A
Down syndroom
B
syndroom van Prader -Willi
C
Rett-syndroom
D
Angelman-syndroom
Slide 15 - Quizvraag
Welk van de volgende kenmerken zijn geassocieerd met het Rett syndroom?
A
Een verhoogde groeisnelheid en snelle toename van de hoofdomvang.
B
Verhoogde spiersterkte en atletische capaciteiten.
C
Normale ontwikkeling tot de leeftijd van 2 jaar, gevolgd door een plotselinge regressie van vaardigheden.
D
Sociale en communicatieve vaardigheden die zich normaal ontwikkelen zonder regressie.
Slide 16 - Quizvraag
Bij welk syndroom zijn er 3 i.p.v. 2 chromosomen 21? Deze kinderen hebben een verstandelijke beperking en vaak hartproblemen
A
Rett syndroom
B
Fragiele X-syndroom
C
Prader Willi syndroom
D
Down syndroom
Slide 17 - Quizvraag
Van het Prader-Willie syndroom is bekend dat
A
Ze vaak een hoog geboortegewicht hebben
B
Leerproblemen op den duur overgaan
C
Het gepaard gaat met ernstige eetlust
D
Jonge kinderen vaak een ongelukkige indruk maken
Slide 18 - Quizvraag
wat is de complete benaming van FAS
A
fataal alcoholsyndroom
B
fanatiek alcohol syndroom
C
form alcohol syndroom
D
foetaal-alcoholsyndroom
Slide 19 - Quizvraag
Wat zijn uiterlijke kenmerken van het Cornelia de lange syndroom?
A
Lang en slank postuur
B
Brede neusbrug en neusvleugels (wipneus)
C
Grote oren in verhouding tot het hoofd
D
Normale lengte en proporties
Slide 20 - Quizvraag
Wat zijn gedragskenmerken van mensen met het syndroom van down?
A
Eigenwijs
B
Vriendelijk
C
Koppig
D
Verlegen
Slide 21 - Quizvraag
Wat zijn uiterlijke kenmerken van het syndroom van down?
A
een grote tong
B
ondergewicht
C
lange vingers en tenen
D
kortere armen en benen
(in verhouding met romp)
Slide 22 - Quizvraag
Welke uitspraken kloppen over het Williams syndroom?
A
Het wordt gekenmerkt door een vertraagde motorische ontwikkeling.
B
Er ontbreekt een stukje op chromosoom 7
C
Het gaat vaak gepaard met een verhoogd risico op epilepsie.
D
Het wordt vaak geassocieerd met een vriendelijke en over sociale persoonlijkheid.
Slide 23 - Quizvraag
Welke afwijkingen komen voor bij mensen met het syndroom van down?