H1 §1 jagers en verzamelaars

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

  • Herhaling vorige les
  • Kennen en kunnen
  • Start 1.1 uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Waar gaat dit hoofstuk over?
A
Economie
B
Arm en Rijk
C
Geloof
D
Groei van steden

Slide 3 - Quizvraag

  • Tijd van jagers en boeren
  • Jagers en verzamelaars
  • Middel van bestaan
  • Nomaden
  • Zelfvoorzienend
  • Uitleggen hoe jagers -verzamelaars leefden.
  • Voorbeeld geven van een middel van bestaan van jagers- verzamelaars.
  • Uitleggen wat zelfvoorzienend betekent.
  • Voorbeelden geven van werktuigen uit de tijd van jagers-verzamelaars

Slide 4 - Tekstslide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Tijd voor geschiedenis
Jan-Wolter Smit
Tijd van jagers en boeren
Tot 3000 v. Chr.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Prehistorie

Slide 7 - Woordweb

0

Slide 8 - Video

Jager-verzamelaars
  • Leven van de natuur

  • Mannen: jagen (ook: vissen)

  • Vrouwen: verzamelen van bessen, noten enz.

  • Middel van bestaan: manier om aan voedsel te komen

Slide 9 - Tekstslide

Jager-verzamelaars
  • Leven in kleine groepen (ongeveer 30-50 mensen)

  • Geen vaste woonplaats: nomaden

  • Trekken achter hun eten aan
  • Eenvoudige woningen: hutten/grotten

  • Weinig bezittingen

Slide 10 - Tekstslide

Jager-verzamelaars
Ongeveer 10 000 jaar geleden kwamen de eerste jager-verzamelaars naar Nederland.
Nomaden
De jager-verzamelaars hadden geen vaste woonplaats. Ze woonden een tijdje op plaatsen waar genoeg te eten was en daarna trokken ze weer verder. 
Middel van bestaan
Jager-verzamalaars leven van:
  • de jacht op wilde dieren
  • het verzamelen van eetbare planten, noten en vruchten
  • vissen

Slide 11 - Tekstslide

  • Wat: Maak opdracht 2 en 3 van 1.1 op blz. 13. Neem de theorie op blz. 12 goed door. 
  • Hoe: alleen
  • Hulp: lesboek en mevrouw de Vries
  • Tijd: 7 min.
  • Uitkomst: klassikaal bespreken
  • Klaar: Lees de leerstof op blz. 14 en ga door met opdrachten 4 en 5

Slide 12 - Tekstslide

Zelfvoorzienend
Jagers-verzamelaars zorgden voor zichzelf en waren van niemand afhankelijk noemen we dat: zelfvoorzienend.

Jager-verzamelaar haalden voedsel uit de natuur en maakten ook zelf alle werktuigen en wapens van bijv. steen, bot, hout maar gebruikten ook de huiden, spieren en ingewanden.



Slide 13 - Tekstslide

Werktuigen en wapens

Van scherpe stenen maakten ze:
pijlpunten, stenen messen en krabbers

Kleding en tenten maakten ze van:
botten, spieren en dierenhuiden

Van hout maakten ze:
handvatten, manden en visfuiken

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

  • Wat: Maak opdracht 4 en 5 op blz. 14
  • Hoe: alleen
  • Hulp: leerstof blz. 14 en mevrouw de Vries
  • Tijd: 7 min.
  • Uitkomst: klassikaal bespreken
  • Klaar: Lees de leerstof op blz. 14 en ga door met opdrachten 6 en 7

Slide 16 - Tekstslide

Hoe heet dit tijdvak?
A
Jagers en verzamelaars
B
Jagers en boeren
C
Boeren en Grieken
D
Jagers en vissers

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het middel van bestaan van jagers en verzamelaars?
A
Handelen
B
Jagen en verzamelen
C
Alleen jagen
D
De landbouw

Slide 18 - Quizvraag

Waarom hadden de jagers - verzamelaars geen vaste woonplek?

Slide 19 - Open vraag

Welke omschrijving past bij het begrip: nomaden?
A
Mensen met een vaste woonplaats
B
Mensen die in hutten wonen
C
Mensen die rondtrekken zonder vaste verblijfplaats
D
Mensen die alleen tijdens de vakanties rondtrekken

Slide 20 - Quizvraag

Welke omschrijving past bij het begrip: zelfvoorzienend?
A
Genoeg geld verdienen om alles wat nodig is in het leven te kunnen kopen.
B
Genoeg werk voor iedereen, zodat iedereen genoeg spullen heeft om te ruilen.
C
Niet alleen ervoor zorgen dat je zelf genoeg spullen hebt, maar ook veel verkopen.
D
Zelf zorgen voor alles wat nodig is om te leven.

Slide 21 - Quizvraag

Noem twee voorbeelden van werktuigen en wapens die de jagers-verzamelaars zelf maakten.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

  • Herhaling vorige les
  • Kennen en kunnen
  • Start 1.1 uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Terugblik

Slide 24 - Tekstslide

Hoe heet dit tijdvak?
A
Jagers en verzamelaars
B
Jagers en boeren
C
Boeren en Grieken
D
Jagers en vissers

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het middel van bestaan van jagers en verzamelaars?
A
Handelen
B
Jagen en verzamelen
C
Alleen jagen
D
De landbouw

Slide 26 - Quizvraag

Waarom hadden de jagers - verzamelaars geen vaste woonplek?

Slide 27 - Open vraag

Welke omschrijving past bij het begrip: nomaden?
A
Mensen met een vaste woonplaats
B
Mensen die in hutten wonen
C
Mensen die rondtrekken zonder vaste verblijfplaats
D
Mensen die alleen tijdens de vakanties rondtrekken

Slide 28 - Quizvraag

Welke omschrijving past bij het begrip: zelfvoorzienend?
A
Genoeg geld verdienen om alles wat nodig is in het leven te kunnen kopen.
B
Genoeg werk voor iedereen, zodat iedereen genoeg spullen heeft om te ruilen.
C
Niet alleen ervoor zorgen dat je zelf genoeg spullen hebt, maar ook veel verkopen.
D
Zelf zorgen voor alles wat nodig is om te leven.

Slide 29 - Quizvraag

Noem twee voorbeelden van werktuigen en wapens die de jagers-verzamelaars zelf maakten.

Slide 30 - Open vraag

  •  Jagers en verzamelaars
  • Samenleving
  • Archeoloog
  • Geschreven en ongeschreven bronnen
  • Uitleggen wat een samenleving is.
  • Uitleggen wat een archeoloog is en wat hij doet.
  • Benoemen wat het verschil is tussen een geschreven bron en een ongeschreven bron.

Slide 31 - Tekstslide

Kennis van het verleden
Alles wat wij weten over het verleden komt van bronnen. 

twee soorten bronnen:
  • geschreven bronnen
(bijv. dagboeken en kranten)
  • ongeschreven bronnen
(bijv. werktuigen en grotschilderingen)




Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Prehistorie
In de prehistorie konden de mensen nog niet lezen en schrijven.  
De jagers-verzamelaars maakten grotschilderingen om hun verhalen te vertellen.

Duizenden jaren later hebben we de grotschilderingen ontdekt. Op deze manier weten wij ongeveer hoe zij leefden.

Slide 35 - Tekstslide

Archeologie
Wetenschappers die ongeschreven bronnen vinden, opgraven en bestuderen noemen we archeologen.

Slide 36 - Tekstslide

  • Wat: Maak opdracht 1 t/m 9 van 1.1 blz. 12 t/m 16
  • Hoe: alleen
  • Hulp: leerstof blz. 15 en mevrouw de Vries
  • Tijd: 10 min.
  • Uitkomst: klassikaal bespreken
  • Klaar: Maak opdracht 1 t/m 5 van 1.2 blz. 19 t/m 21
timer
10:00

Slide 37 - Tekstslide

Hoe noemen we de manier waarop mensen in een grote groep samenleven?
A
Zelfvoorzienend
B
Samenleving
C
Nomaden
D
Prehistorie

Slide 38 - Quizvraag

Wat doet een archeoloog?

Slide 39 - Open vraag

Is dit een geschreven of
ongeschreven bron?
A
Geschreven bron
B
Ongeschreven bron

Slide 40 - Quizvraag

Hoe noemen we de periode waarvan geen geschreven bronnen zijn?
A
Prehistorie
B
Historie
C
Samenleving
D
Oudheid

Slide 41 - Quizvraag

Leg uit waarom er geen verschil tussen arm en rijk was in deze tijd?

Slide 42 - Open vraag