Arm en rijk herhaling 1.4 , 2.1, 2.2 en 3.1

Huiswerk:
Begrippenlijst:
  • Bruto Nationaal Product per hoofd van de bevolking en vluchtsector
Maak:
  • Opdracht 4, 5, 7 en 9 van par. 3.1.
  • Maak samenvatting 3.1 of maak aan W5 (opdracht 11).
Leer 1.4, 2.1, 2.2 en 3.1

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk:
Begrippenlijst:
  • Bruto Nationaal Product per hoofd van de bevolking en vluchtsector
Maak:
  • Opdracht 4, 5, 7 en 9 van par. 3.1.
  • Maak samenvatting 3.1 of maak aan W5 (opdracht 11).
Leer 1.4, 2.1, 2.2 en 3.1

Slide 1 - Tekstslide

Proefwerkstof:
  • Paragraaf 1.4, 2.1, 2.2 en 3.1
  • Topografie W3 van bladzijde 23 uit je werkboek!
  • Vergeet de begrippen niet te leren!

Slide 2 - Tekstslide

Antwoord 5 blz. 36

Slide 3 - Woordweb

Iemand die als visser werkt werkt in de tweede sector.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Welk begrip? Genoeg geld hebben en goed kunnen voorzien in de behoefte aan voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg.

Slide 5 - Open vraag

Het besteedbaar inkomen is in de Randstad hoger dan in Friesland.
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Er is vergrijzing in de grensgebieden door migratie van de jongeren.
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

Een gevolg van de vergrijzing in de grensgebieden is toenemende behoefte aan peuterspeelzalen.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Jongeren migreren uit grensgebieden vanwege studie en werkgelegenheid.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

In de grote steden is de gezondheid slechter dan gemiddeld.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Toeslagen is een voorbeeld van inkomensbeleid.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Verplicht verzekeren is een voorbeeld van gezondheidsbeleid.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Welk begrip? Ziekte veroorzaakt door ongezond eten en te weinig bewegen.

Slide 13 - Open vraag

Het aantal jaren dat je waarschijnlijk nog te leven hebt noemen we
A
Werkgelegenheid
B
Sociaaleconomische status
C
levensverwachting
D
Bruto Regionaal Product

Slide 14 - Quizvraag

Hispanics zijn rijke amerikanen.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Aziatische Amerikanen zijn hoog opgeleid en hebben goede banen.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

De Lorenzcurve gebruik je om inkomensongelijkheid aan te geven.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Arme Amerikanen zijn vaak: Afro-Amerikanen, Hispanics, ouderen en gezinnen met een ouder.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Afro-Amerikanen zijn afstammelingen van Spaanssprekende immigranten uit bijvoorbeeld Mexico.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

Detroit is tussen 1850 en 1950 snel gegroeid door de opkomst van de industrie.
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag

Veel laaggeschoolde en arme mensen gingen in Detroit aan de lopende band in de autofabrieken werken.
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

Amerikanen halen hun boodschappen bij de bakker, slager en groenteboer op de hoek van de straat.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

De levensverwachting van de mensen in het centrum van Detroit is hoger dan van de mensen in de suburbs.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

Door de opkomst van de auto's uit Azië werden veel arbeiders werkloos.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

In de woonwijken in het centrum van Detroit wonen vooral rijke Amerikanen.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

Het aantal inwoners in de stad Detroit is afgenomen.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

In het noorden van Nigeria is de bevolkingsdichtheid het hoogst.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quizvraag

De inwoners van Nigeria hebben dezelfde cultuur.
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quizvraag

Nigeria was een kolonie van Frankrijk.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

80% van alle inkomsten van de overheid van Nigeria komt van de olie.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Ruim de helft van de bevolking van Nigeria leeft in armoede.
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quizvraag

De rijkste 10% van de bevolking verdient bijna de helft van al het geld in Nigeria.
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag

Een voorbeeld van werk in de vluchtsector is een arts die in een asielzoekerscentrum werkt.
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quizvraag