Quiz H.7.1 t/m 7.3 KT en TH

Wat is de bedoeling?
1. We starten met vragen over 7,1 en werken zo door naar 7,3. 
2. Houd bij op een blaadje hoeveel vragen je per paragraaf goed hebt beantwoord!
3. Na de quiz gaan we kijken welke onderdelen je voor de toets nog wat meer aan moet trekken. 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat is de bedoeling?
1. We starten met vragen over 7,1 en werken zo door naar 7,3. 
2. Houd bij op een blaadje hoeveel vragen je per paragraaf goed hebt beantwoord!
3. Na de quiz gaan we kijken welke onderdelen je voor de toets nog wat meer aan moet trekken. 

Slide 1 - Tekstslide

7,1 Leven in de natuur

Slide 2 - Tekstslide

Een biotoop is
A
Een groep organismen die tot dezelfde soort behoren
B
Een rij organismen die van elkaar leven
C
Gebied met de beste leefomstandigheden
D
Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn

Slide 3 - Quizvraag

Water is een...

A
Biotische invloed
B
Abiotische invloed

Slide 4 - Quizvraag

Een biotische invloed...
A
Heeft te maken met de levende natuur
B
Heeft te maken met de levenloze natuur

Slide 5 - Quizvraag

Maak steeds de juiste keuze:
biotisch / abiotisch
dode vis
A
biotisch
B
abiotisch

Slide 6 - Quizvraag

Biotisch of abiotisch?
Bodem
A
biotisch
B
abiotisch

Slide 7 - Quizvraag


De Zweedse onderzoeker Linnaeus bedacht een manier om alle organismen in te delen. 
Deze indeling wordt nog steeds gebruikt.  

De wetenschappelijke naam voor huiscavia is Cavia porcellus. 

Waarvoor staan de twee delen van de naam? 
A
Cavia is de geslachtsnaam en porcellus is de soortaanduiding.
B
Cavia is de soortaanduiding en porcellus is de geslachtsnaam.
C
Cavia is de soortaanduiding en porcellus is de ordeaanduiding.
D
Cavia is de ordeaanduiding en porcellus is de geslachtsnaam.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is 'determineren'
A
Het bepalen van de naam van een dier
B
De conclusie opschrijven
C
Het bepalen van de naam van een organisme
D
Het plukken van planten

Slide 9 - Quizvraag

7,2 Zonder water geen leven

Slide 10 - Tekstslide

Wat is GEEN voorbeeld van oppervlaktewater?
A
Meer
B
Grondwater
C
Zee
D
Rivier

Slide 11 - Quizvraag

Wat is brak water?
A
zeewater wat niet terugtrekt
B
zoutig drinkwater
C
water wat onder een dijk doorsijpelt
D
water op overgang van zoet naar zout

Slide 12 - Quizvraag

Hoe heet de faseovergang van vast naar gas?
A
smelten
B
stollen
C
rijpen
D
sublimeren

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 14 - Quizvraag

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een faseovergang?
A
Van een vloeistof naar een gas
B
Van een gas naar een vloeistof
C
Van een vloeistof naar een vaste stof
D
Van een vaste stof naar een vloeistof

Slide 16 - Quizvraag

Welke faseovergang zie je hier?
A
verdampen
B
stollen
C
condenseren
D
smelten

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een molecuul?
A
Een soort stof
B
Een heel klein deeltje waaruit alles is opgebouwd

Slide 18 - Quizvraag

7,3 Eten of gegeten worden

Slide 19 - Tekstslide

's nachts doen planten aan fotosynthese
Fotosynthese kan alleen in de bladgroenkorrel plaatsvinden.
Als het licht is. In de nacht is het niet licht dus geen fotosynthese
Overdag is er wel licht dus wel fotosynthese
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof

Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
zuurstof
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide

Slide 21 - Quizvraag

Waarom doen planten aan fotosynthese?
A
Om zich te beschermen tegen de zon
B
Om hun eigen voedsel te produceren (glucose)
C
Om hun energie in kwijt te kunnen
D
Om CO2 en water te produceren

Slide 22 - Quizvraag

Een plant heeft voor fotosynthese nodig:
A
Water, licht en zuurstof
B
Zuurstof, glucose en koolstofdioxide
C
Koolstofdioxide, water en licht
D
Water, glucose en licht

Slide 23 - Quizvraag

Heeft het organisme bladgroenkorrels?
A
Ja, want het is groen
B
nee, het is een dier

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de andere naam voor een planteneter?
A
Herbivoor
B
Carnivoor
C
Omnivoor

Slide 25 - Quizvraag

Waar gaat de groene kleur van de bladeren van een boom in de herfst naar toe?
A
de kleur verdwijnt doordat de bladgroenkorrels afsterven
B
de kleur verdwijnt omdat de bladgroenkorrels verteerd worden
C
deze verdwijnt in de lucht voordat de bladeren afvallen
D
de kleur verdwijnt omdat de boom de bladgroenkorrels uit de bladeren terughaalt

Slide 26 - Quizvraag

Dit dier is een
A
Vleeseter
B
Alleseter
C
Planteneter

Slide 27 - Quizvraag

Dit beest is een
A
Planteneter
B
Vleeseter
C
Alleseter

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel vleeseters zijn er in dit voedselweb?
A
6
B
8
C
7
D
4

Slide 29 - Quizvraag

Een roofvogel staat bovenaan in de voedselpiramide en is dus een producent.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Planten staan onderaan de voedselpiramide en zijn producenten.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag