In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
THEMA 2
2.3 Specialisatie en arbeidsverdeling
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Bespreken huiswerk
Uitleg specialisatie en arbeidsverdeling
Maken opgaven specialisatie en arbeidsverdeling
Slide 2 - Tekstslide
Bespreken opdrachten
Thema 2.2
Slide 3 - Tekstslide
specialisatie en arbeidsverdeling
Slide 4 - Tekstslide
Specialisatie
Waarom is specialisatie goed voor de economie?
Wie moet zich waarin specialiseren?
Kernwoorden:
- arbeidsproductiviteit
- specialisatie / arbeidsdeling
Slide 5 - Tekstslide
Arbeidsdeling
Arbeidsverdeling, taakverdeling, specialisatie
Leidt tot efficiënte productie en hogere arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit = de productie per werknemer per tijdseenheid
Slide 6 - Tekstslide
voorbeelden arbeidsverdeling
externe arbeidsverdeling
interne arbeidsverdeling
geografische arbeidsverdeling
internationale arbeidsverdeling
Slide 7 - Tekstslide
Bedrijfskosten
Slide 8 - Tekstslide
bedrijfskosten
Alle kosten die een ondernemer maakt om zijn bedrijf te runnen.
Slide 9 - Tekstslide
De investeringen in kapitaalgoederen worden elk jaar minder waard.
Afschrijving:
De jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen
Hoe wordt er geproduceerd
Afschrijving per jaar =
(aanschafwaarde -restwaarde)
aantal gebruiksjaren
Slide 10 - Tekstslide
Een ondernemer koopt 2 zaagmachines voor elk € 2.500. Hij gaat er vanuit dat deze machines 5 jaar mee gaan en een restwaarde hebben van € 500.
Bereken de totale afschrijving per jaar.
Slide 11 - Tekstslide
2.4 Wat is winst?
Slide 12 - Tekstslide
0
Slide 13 - Video
Van omzet naar nettoresultaat
-Afzet: aantal verkochte producten
-Omzet: geld dat binnenkomt uit de verkoop
WINSTBEREKENING:
Afzet x verkoopprijs = Omzet
Afzet x inkoopprijs = Inkoopwaarde -
BRUTOWINST
(huurpand, elektriciteit, Bedrijfskosten -
personeelskosten) = NETTOWINST
Slide 14 - Tekstslide
Van een kledingwinkel zijn over 2019 de volgende gegevens bekend: -afzet 3000 stuks. -Gemiddelde inkoopprijs per stuk is € 35,- -Gemiddelde verkoopprijs per stuk is € 75,- -Loonkosten waren € 30.000,- -Overige kosten € 25.000 Bereken de bruto- en nettowinst!
timer
4:00
Slide 15 - Open vraag
UITWERKING
3000 x 75,- = € 225.000,-
3000 x 35,- = € 105.000,- -
BRUTOWINST = € 120.000,-
Bedrijfskosten = € 55.000,- -
NETTOWINST = € 65.000,-
Slide 16 - Tekstslide
Maken paragraaf 3.4 (huiswerk)
Maken opdrachten
specialisatie en arbeidsverdeling en wat is winst?
Slide 17 - Tekstslide
Een ondernemer koopt 2 zaagmachines voor elk € 2.500. Hij gaat er vanuit dat deze machines 5 jaar mee gaan en een restwaarde hebben van € 500. Bereken de totale afschrijving per jaar.