In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
5.1 Je omgeving waarnemen.
Slide 1 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
Leerdoel:
Ik kan de werking van zintuigen beschrijven en van de zintuigen benoemen met hun ligging en prikkel.
Slide 2 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels, voorbeelden zijn licht, geluid, geur en aanraking.
Je zintuigen vangen prikkels op, hiermee kun je dingen waarnemen.
Slide 3 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
tastzintuigen
Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels, voorbeelden zijn licht, geluid, geur en aanraking.
Je zintuigen vangen prikkels op, hiermee kun je dingen waarnemen.
Slide 4 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
Een zintuigcel is een cel die gevoelig is voor prikkels. Ieder soort zintuigcel is gevoelig voor slecht 1 soort prikkel.
Slide 5 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
Een zintuigcel is een cel die gevoelig is voor prikkels. Ieder soort zintuigcel is gevoelig voor slecht 1 soort prikkel.
Zintuigcellen zijn aangesloten op zenuwen die verbonden zijn met de hersenen.
Zintuigcellen vangen prikkels op, hierdoor ontstaan er impulsen (elektrisch sigaal) en die impulsen worden doorgeven naar de hersenen.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
5.1 Je omgeving waarnemen.
Alle zintuigen samen vormen het zintuigenstelsel. In de oren zitten de evenwicht- en het gehoorzintuig. En in elk oog een gezichtszintuig.
Slide 8 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
Alle zintuigen samen vormen het zintuigenstelsel. In de oren zitten de evenwicht- en het gehoorzintuig. En in elk oog een gezichtszintuig.
Tekst
neus
Slide 9 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
Alle zintuigen samen vormen het zintuigenstelsel. In de oren zitten de evenwicht- en het gehoorzintuig. En in elk oog een gezichtszintuig.
tong
neus
Slide 10 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
In de huid liggen vier zintuigen waarmee je kunt voelen:
1 = warmtezintuigen
2 = koudezintuigen
3 = drukzintuigen
4 = tastzintuigen
Slide 11 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
In de huid liggen vier zintuigen waarmee je kunt voelen:
1 = warmtezintuigen
2 = koudezintuigen
3 = drukzintuigen
4 = tastzintuigen
Behalve prikkels kunnen je zintuigen pijn waarnemen.
Pijn neem je waar met pijnpunten.
Slide 12 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
In de huid liggen vier zintuigen waarmee je kunt voelen:
1 = warmtezintuigen
2 = koudezintuigen
3 = drukzintuigen
4 = tastzintuigen
Behalve prikkels kunnen je zintuigen pijn waarnemen.
Pijn neem je waar met pijnpunten.
Slide 13 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
In de huid liggen vier zintuigen waarmee je kunt voelen:
1 = warmtezintuigen
2 = koudezintuigen
3 = drukzintuigen
4 = tastzintuigen
Behalve prikkels kunnen je zintuigen pijn waarnemen.
Pijn neem je waar met pijnpunten.
pijnpunt aan einde zenuw
Slide 14 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
Lezen 5.1 Je omgeving waarnemen
maken 5.1 opdracht 1,3,5 en 8
klaar? maak test je zelf/ falsh cards en/of lees 5.2
timer
15:00
Slide 15 - Tekstslide
5.1 Je omgeving waarnemen.
Leerdoel:
Ik kan de werking van zintuigen beschrijven en de zintuigen noemen met hun ligging en prikkel.
Terugblik vorige les
Slide 16 - Tekstslide
Welk begrip wordt hier omschreven:
Elektrisch signaal dat van de zintuigen door zenuwen naar de hersenen wordt geleid.
A
zintuig
B
zintuigcellen
C
impulsen
D
prikkels
Slide 17 - Quizvraag
Welk begrip wordt hier omschreven:
Reageren wanneer er op de huid wordt gedrukt.
A
tastzintuigen
B
drukzintuigen
C
koudezintuigen
D
warmtezintuigen
Slide 18 - Quizvraag
Welk zintuig wordt met de pijl aangegeven?
A
gehoorzintuig
B
drukzintuig
C
gezichtszintuig
D
reukzintuig
Slide 19 - Quizvraag
Soms raakt een tijger per ongeluk de brandende hoepel. Hij schrikt daar erg van.
Hoe neemt de tijger dit waar?
A
drukzintuigen
B
warmtezintuigen
C
taszintuigen
D
pijnpunten
Slide 20 - Quizvraag
Over de hersenen zeggen twee leerlingen:
Wesley: 'De hersenen zijn gevoelig voor prikkels.'
Tim: 'In de hersenen word je je van de waarneming bewust.' Wie heeft gelijk?
A
Wesley
B
Tim
C
Wesley en Tim
D
Geen van beide
Slide 21 - Quizvraag
Je eet een warm broodje. Het broodje voelt warm aan, het smaakt naar kaas en ruikt naar kaas.
Welke zintuig reageren NIET op deze prikkels?
A
gehoorzintuigen
B
reukzintuigen
C
smaakzintuigen
D
warmtezintuigen
Slide 22 - Quizvraag
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
Slide 23 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
Leerdoelen
Ik kan de bouw en functies van de huid beschrijven.
Ik kan benoemen hoe je verschillende geuren ruikt en verschillende smaken proeft.
Slide 24 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
De huid bestaat uit twee lagen, namelijk de opperhuid en de lederhuid.
Slide 25 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
De huid bestaat uit twee lagen, namelijk de opperhuid en de lederhuid.
De opperhuid bestaat weer uit twee lagen, de hoornlaag en de kiemlaag.
Slide 26 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
De hoornlaag bestaat uit resten van dode cellen.
De hoornlaag beschermt je lichaam tegen beschadiging, tegen uitdroging en tegen ziekteverwekkers (bacteriën).
Slide 27 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
De hoornlaag bestaat uit resten van dode cellen.
De hoornlaag beschermt je lichaam tegen beschadiging, tegen uitdroging en tegen ziekteverwekkers (bacteriën).
De hoornlaag slijt aan de buitenkant steeds af.
Slide 28 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
De kiemlaag bestaat uit levende cellen.
De onderste laag cellen van de kiemlaag deelt zich voortdurend. Daardoor komen er steeds nieuwe kiemlaagcellen bij.
De bovenste kiemlaagcellen schuiven op naar buiten en verhoornen. Dat wil zeggen dat ze veel hoornstof maken. Hoornstof komt ook voor in nagels en in haren.
Als de cellen zijn verhoornd, sterven ze af.
Slide 29 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
In de lederhuid liggen de warmte-, koude-, druk- en tastzintuigen.
De zintuigcellen van het tastzintuig liggen in tastknopjes vlak onder de kiemlaag, net als de warmte- en koudezintuigen.
De zintuigcellen van het drukzintuig liggen dieper in de huid. Verder liggen er in de lederhuid zenuwen met pijnpunten, haarspiertjes, bloedvaten en zweetklieren.
Slide 30 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
Slide 31 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
De zweetklieren produceren zweet, vooral als je het warm hebt. Door verdamping van zweet koelt je lichaam af.
De huid helpt op deze manier bij het regelen van de lichaamstemperatuur.
Slide 32 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
Een haarzakje is een uitstulping van de kiemlaag in de lederhuid. Een haar groeit van onder uit het haarzakje door de opperhuid heen. In de haarzakjes bevinden zich talgklieren, die talg produceren.
Talg is vettig en houdt de haren en de hoornlaag soepel.
Slide 33 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
Onder de huid ligt het onderhuids bindweefsel. Hierin ligt vet opgeslagen dat dient als reservevoedsel. Het vet vormt een isolerende laag, die warmteverlies van het lichaam tegengaat.
bindweefsel
Slide 34 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
Een brandwond is een beschadiging van de huid die wordt veroorzaakt door warmte, een chemische stof of elektriciteit.
Op de plaats van een brandwond is de huid stuk en is er dus geen bescherming meer. Bacteriën kunnen dan gemakkelijk binnendringen, waardoor een infectie kan ontstaan. Ook verlies je meer vocht en warmte.
Slide 35 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
Slide 36 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
Boven in de neusholte bevindt zich het reukzintuig. De reukzintuigcellen liggen in het neusslijmvlies. Ze worden geprikkeld als er geurende gassen bij komen en sturen dan impulsen naar de hersenen.
Slide 37 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
In de neusholte liggen veel verschillende typen reukzintuigcellen. Elk type is gevoelig voor een bepaalde geurstof. Hierdoor ontstaat een patroon van impulsen in de reukzenuw.
Je hersenen vertalen deze impulsen en je ruikt de geur.
Slide 38 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
In het oppervlak van de tong bevindt zich het smaakzintuig. Over je tong lopen veel fijne groefjes. Aan de zijkanten van die groefjes liggen smaakknopjes. In de smaakknopjes liggen smaakzintuigcellen.
Slide 39 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
De smaakzintuigcellen in de tong kunnen vijf verschillende smaken onderscheiden: zoet, zout, zuur, bitter en umami (‘hartig’). Alle andere smaken proef je met behulp van het reukzintuig.
zoet
zuur
zout
bitter
umami
1 2 3 4 5
Slide 40 - Tekstslide
5.2 Voelen, ruiken en proeven.
Maken opdracht 1 t/m 8 (1b en 5 niet) van 5.2 Voelen, ruiken en proeven.
Maken Test Jezelf bij 5.1/5.2 Je omgeving waarnemen.