Les 2.3 online

Programma 
  • Terugblik vorige les
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 2.2
  • Aan het werk (keuze) 
  • Afronding van deze les 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programma 
  • Terugblik vorige les
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 2.2
  • Aan het werk (keuze) 
  • Afronding van deze les 

Slide 1 - Tekstslide

Noem één reden waarom mensen sparen (spaarmotieven).

Slide 2 - Open vraag

Bij beleggen in aandelen hoop je op...
A
Dividend
B
Obligaties
C
Rente
D
Koerswinst

Slide 3 - Quizvraag

Freek heeft 5.000 euro spaargeld
met een samengestelde rente van 5%.
Bereken hoeveel saldo (spaargeld + rente)
hij heeft na drie jaar.

Slide 4 - Open vraag

Uitleg vorige som (samengestelde rente):
5.000 euro, 5% samengestelde rente, 3 jaar 
Stap 1: bereken de groeifactor 
5% : 100 + 1 = 1,05

Stap 2: vermenigvuldig spaargeld met de groeifactor ^ jaren
5.000 x 1,05^3 = 5.788,125 = 5.788,13 euro 

Stap 3: wil je de rente weten? Uitkomst stap 2 - inleg = rente 
5.788,13 - 5.000 = 788,13 euro 
Punten van duizend niet invoeren op je rekenmachineEen rekenmachine kent alleen komma's.

Slide 5 - Tekstslide

Doelen van deze les 
  • Je weet waarom mensen lenen (leenmotieven).
  • Je weet wat een lening kost en je kunt dit berekenen.
  • Je kunt uitleggen dat er voorwaarden en beperkingen zitten aan lenen. 
  • Je kent de verschillende consumptieve kredietvormen: persoonlijke lening, doorlopend krediet, rekening-courantkrediet, koop op afbetaling en huurkoop. 
  • Je kent de verschillende hypotheekvormen: annuïteit en lineaire
  • Je kunt uitleggen waarom de rente op een hypotheek vaak lager is dan bij andere kredietvormen. 
  • Je kunt rekenen  met een leentabel

Slide 6 - Tekstslide

Waarom lenen mensen?

Slide 7 - Tekstslide

Reden 1: 
Je hebt een tijdelijk geldtekort

Slide 8 - Tekstslide

Reden 2: Je wilt nu een duurzaam consumptiegoed kopen en dit niet uitstellen. 

Slide 9 - Tekstslide

Reden 3: je hebt een tegenvaller.

Slide 10 - Tekstslide

Reden 4: je wilt een huis kopen

Slide 11 - Tekstslide

Lenen
Je maakt gebruik van het geld van een ander. 

Lening terugbetalen: aflossing
Vergoeding lening: rente 

Rente + Aflossing = kredietkosten

Slide 12 - Tekstslide

Consumptief krediet 
Lening afsluiten voor het kopen van duurzame consumptiegoederen. 
  • Persoonlijke lening: je leent een vast bedrag voor een vaste periode. 
  • Doorlopend krediet: je leent een vast bedrag, je kunt dit tussentijds aflossen en tot dat bedrag weer opnemen. 
  • Salariskrediet: je kunt rood (negatief) staan op je rekening. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Aankoop in termijnen
In sommige winkels kun je een aankoop in termijnen doen. Je kunt dan de betaling in delen voldoen. 

  • Koop op afbetaling: je moet betalen in termijnen, maar je bent wel direct eigenaar. 
  • Huurkoop: je moet betalen in termijnen, maar je bent pas eigenaar als je iedere euro hebt voldaan. 
  • Lease: je huurt een product en moet hiervoor maandelijks een bedrag betalen. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Lenen voor een huis: hypotheek
Onderpand

Slide 17 - Tekstslide

Annuïteitenhypotheek
Lineaire hypotheek

Slide 18 - Tekstslide

Is lenen altijd slim? 
Kijk altijd naar: looptijd en het doel van de lening. 

Slide 19 - Tekstslide

Bram heeft geen geld meer en gaat geld lenen. Hij kiest een persoonlijke lening, omdat:
A
De looptijd en het leenbedrag vast staan.
B
De looptijd en het leenbedrag NIET vast staan
C
Hij zijn lening altijd kan opnemen tot een vast bedrag.
D
Deze lening is alleen voor hem en niet voor anderen.

Slide 20 - Quizvraag

Bram gebruikt de lening voor het aanschaffen van een fotocamera, hiermee kan hij 1.000 euro per week verdienen. Is deze lening slim?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Sophie ziet een extra zakcentje wel zitten. Ze gaat lenen voor een nieuwe laptop om te gamen. Is dit slim?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Ronny wil geld lenen om een auto te kopen. Zonder auto kan hij niet werken. De lening loopt 15 jaar.
Is dit slim?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Rekenen met een leentabel
Ilja wil 20.000 euro
lenen met een 
looptijd van 4 jaar.
 
Bereken wat zij moet 
betalen aan kosten. 

Splits deze kosten in
rente en aflossing. 

Slide 24 - Tekstslide

Aan het werk


Je kunt aan de slag met het huiswerk: 19 t/m 31
    timer
    10:00

    Slide 25 - Tekstslide

    Maak een foto van het huiswerk en lever het hier in. Geen foto? Blijf even online.
    HW: opdracht 19 t/m 31.

    Slide 26 - Open vraag

    Afronding van deze les 
    • Je weet waarom mensen lenen (leenmotieven).
    • Je weet wat een lening kost en je kunt dit berekenen.
    • Je kunt uitleggen dat er voorwaarden en beperkingen zitten aan lenen. 
    • Je kent de verschillende consumptieve kredietvormen: persoonlijke lening, doorlopend krediet, rekening-courantkrediet, koop op afbetaling en huurkoop. 
    • Je kent de verschillende hypotheekvormen: annuïteit en lineaire
    • Je kunt uitleggen waarom de rente op een hypotheek vaak lager is dan bij andere kredietvormen. 

    Slide 27 - Tekstslide