Week 22 P2 H2 SS book B hs4 H I PO 1/2 (C & C) SPEAKING PRESENTATIONS hlk

• English
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Week 22

Waar moet ik zitten?

Plattegrond H2A

5 min

Waar moet ik zitten?

Plattegrond H2B

5 min

Next week I...

PO Opdracht 1

              Startklaar

• Op je plek zitten 
• Telefoon in het Zakkie 
  
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
• Schoolspullen op tafel: Boek, JdW-map, etui 

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

Regels

• Als de docent aan het woord is, ben je stil.
• Vinger opsteken als je wat wil vragen / zeggen.
• Spullen niet in orde =  nablijven en strafwerk
• Start klaar!!

1 min

S

JdW-kijkwijzer

Lesopbouw:

1. Vooraf:
   Ready to start, Activate prior knowledge, Formative Action
2. Instructie:
   Learning goal-oriented work, Inclusive didactics, Concrete and recognizable examples, Formative Action
3. Toepassing:
   Active processing, Formative action
4. Evaluatie:
   Closing

T

Chapter 4 - In the city 

Lesson 22

Herinnering - STARTKLAAR?

Reminders - period 2

SO over grammatica, van hoofdstukken 3 en 4 in de week van 3 maart.  Voor een cijfer.

Wees klaar om uw 'Los Angeles'-presentaties te geven.

Numo laatste dag 14 maart.  Voor een cijfer. 3 uur = cijfer Goed

Opdracht 2 in de klas 10.03.25

Extra hoofdstuk (150-200 woorden)

H2 - Schrijf een extra hoofdstuk van het verhaal. Het kan gaan over wat er gebeurde voordat het verhaal begon of nadat het eindigde. Zorg ervoor dat het verband houdt met het verhaal; wees creatief! 

Maar je mag de opdracht alleen op die dag in de klas maken.

Dit is 50% van je eindopdracht en cijfer.

Terugblik

What do we call words that you use to talk about the quantity of something?

 Quantifiers

A

 Herhaling

+

Q

-

Hoe hoge hoe kouder.

Hoe verder van de evenaar hoe kouder.

Listening

STARTING ACTIVITY 

jr.brainpop.com

           Leerdoelen

H Speaking & Stones

 I can talk about public transport.

I Writing & Grammar

I can write about the future.

3. Leerdoelgericht werken

De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   

Leerdoel 1

I can talk about public transport.

Hoe hoge hoe kouder.

Hoe verder van de evenaar hoe kouder.

             What is public transport?

6. Actieve verwerking

De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen

Profielkeuzeformulier

              Talk with a partner and fill in the answers
47a on page 38

Watch Surprise party

Write five words to do with travel and transport!

Q

apps.noordhoff.nl

Agenda

1. Terugblik PTO 2
2. Profielboekjes (gestuurd via Magister)
3. Profielkeuzeformulier invullen 

                          Aan de slag 

• aansluiting
  
• vertraagd
  
• lift
  
• ingang
  
• roltrap
  
• uitgang
  
• informatiebalie

• perron
  
• openbaar vervoer
  
• retourtje
  
• enkeltje
  
• loket
  
• in-/uitstappen
  
• file

Grab your book. Complete exercise 48b on page 39

Profielkeuzeformulier

Let's listen!                         Stone 12, page 38

London's Public Transport:

Dos and don'ts

The British word for 'metro' is...

1. Metro
2. U-Train
3. Underground
4. Subway

ANOTHER British word for 'metro' is...

1. Shuttle
2. Tube
3. Zoom
4. Zip-line

When you go somewhere,
always remember...

1. your favourite colour
2. where you've just been
3. what you've had for breakfast
4. where you're going

What to do on the tube

1. Take off your backpack.

2. Get up for old/pregnant people.
3. First out, then in.
4. Stand on the right, walk on the left.

What NOT to do on the underground!

1. Eat

2. Play music

3. Talk loudly

Are any of these rules different from the Dutch public transport system?

Q

How does it work?

1. Check colours

2. Choose the right direction

3. Check stops and transfers

Large version

https://www.bbc.co.uk/london/travel/downloads/tube_map.html

While standing under Big Ben (near Westminster station), you get terribly homesick. You decide to book a flight back home, which leaves from Heathrow Airport. 

• Which line(s) do you take?
• In which direction do you need to take these lines?
• Are there any transfers, and if so, at which station(s)?  
  

Leerdoel 2

I can write about the future.

Hoe hoge hoe kouder.

Hoe verder van de evenaar hoe kouder.

Future tense: toekomstige tijd

There are three ways to talk about the future:

1. with the present simple
2. with the verb to be going to
3. with will/shall

Profielkeuzeformulier

Grammar 8, page 43

2

1

3

1. Future tense: present simple

You use the present simple when ...

1. ... something follows a specific scheme.
   
2. ... something follows a specific schedule.
   
3. ... something follows a specific timetable.
   
4. ... something always happens at a specific time.

2. Future tense: to be     going to

You use 'to be    going to' when:

1. You have a plan to do something.

(My mum is going to buy a new dress next week.)

(We are going to Paris, next May.)

3. Future tense: will/shall

You use 'will' when...

1. ... you offer to do something or spontaneously decide to do something.

(I will help you move next week.)

2. ... you promise something.

(I will buy you that game if you pass your test.)

3. ... you predict that something will happen.

(It'll be dark this time tomorrow.)

53 on page 42

2

3

55 on page 44 - Work with a partner! 

1 The bus to Galway is going to leave soon.

2 The bus on the right leaves at a quarter to three.

3 I think that the man will talk on his phone the whole trip.

4 The bus to Donegal leaves in an hour.

5 The two girls are going to take the bus to Donegal.

6 The woman is going to visit her parents in Donegal.

apps.noordhoff.nl

There are three future tenses ...

• present simple future, to be going to & will

When do you use the present simple?

• timetable/ something happens regularly/ schedule

When do you use 'to be going to'?

• You planned to do something.

When do you use 'will' ?

• Offer, promise, spontaneous idea or prediction

           Begrippen
           uit deze les

Schrijf Cornell over in je map.

           Afsluiting

Can you talk about public transport?

Can you write about the future?

8. Afsluiting

De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner.