AA
-spuwen: spugen
-verdwenen zijn: er niet meer zijn
-opgraven: uit de grond halen
-de toerist: iemand die reist omdat hij of zij het leuk vindt
-de ruïne: wat over is van een kapot gebouw
-instorten: kapotgaan en in elkaar zakken
-waardevol: je kunt er veel geld voor krijgen, veel waard zijn
A
De ruïne: het overblijfsel van een verwoest gebouw
In de gaten houden : letten op
Het object: het voorwerp
Het fortuin: de grote hoeveelheid geld
Desondanks: toch, ondanks dat
Begaanbaar: er kan op gelopen of gereden worden
Vermijden: uit de buurt blijven van, ontwijken
Zelfstandig: zonder hulp, onafhankelijk
Het werk overnemen van: de taak gaan doen van
Het vermaak: het plezier