Modernisme: Samenvatting + kernconcepten + oefenen

Modernisme
Kernconcepten, samenvatting + oefenvragen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Modernisme
Kernconcepten, samenvatting + oefenvragen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Welke kenmerken passen bij
het Modernisme?
A
traditioneel, kwaliteit, waarneming
B
consumptie maatschappij, alledaags
C
experimenteel, expressief, radicaal, primitief, onderbewuste
D
inhoudsloos, onbegrensde mogelijkheden.

Slide 3 - Quizvraag

Welke jaartallen horen er bij
het Modernisme?
A
1850-1900
B
1900-1950
C
1950-2000
D
2000- heden

Slide 4 - Quizvraag

Modernisme
Modernisme in de kunsten, ontstaat aan het eind van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw: Er ontstaat een breukvlak tussen de oude maatschappij/kunst en de nieuwe maatschappij/kunst. Kunstenaars zijn op zoek naar vernieuwing, willen origineel zijn, unieke kunstwerken maken, onafhankelijk zijn (autonomie) en willen breken met het verleden. Zij geloven dat Kunst de maatschappij kan verbeteren (Utopie) en dat kunstenaars voorop lopen in deze ontwikkeling (Avant-Garde). Kunstenaars hebben ook een sterke wens tot vernieuwing van de kunst zelf. Onderzoek naar wat de essentie van kunst is (onderzoek naar vormgeving en abstractie, expressie en vervreemding), en wat het kenmerkende van elke kunstdiscipline is (grondslagen onderzoek) staat centraal in het modernisme.

Slide 5 - Tekstslide

Kernconcepten Modernisme
  • Streven naar VERNIEUWING, breuk met het verleden. Kunst kan de maatschappij verbeteren, vooruitgangsdenken, utopisch denken.
  • Zoeken naar ORIGINALITEIT, naar de GRONDSLAGEN ( herleiden tot de essentie van elke discipline, via vormonderzoek op een wetenschappelijke manier - reductie). ABSTRACTIE, ATONALITEIT.
  • Streven naar AUTONOME en universele taal, onafhankelijk van de cultuur van
de beschouwer.
  • Streven naar puurheid en directheid in de EXPRESSIE, inspiratie daarvoor nieuwe concepten (abstractie, stilering, atonaliteit, syncope, blue note) of in niet-westerse culturen.
  •  Uitdrukken van (onderbewuste) gevoelens van ANGST en VERVREEMDING.

Slide 6 - Tekstslide

Expressionisme (+/-1906 – 1920)
  • Kunstenaars stellen hun emoties centraal (nadruk ligt op gevoel)
  • verzetten zich tegen de natuurgetrouwe weergave. 
  • Kenmerkend:
- ze schilderden vereenvoudigd
- of ze schilderden gedeformeerd ( = herkenbare vormen zo veranderen dat ze veel verschillen van de realiteit door verschuiving, verdraaiing, verkleining etc.)
- krachtige, felle kleuren (vaak anders dan de werkelijkheid)
--> Geabstraheerd, of soms zelfs abstract (Kandinsky, Klee
  • Groepen: Fauvisten (Frankrijk), Die Brücke, Der Blaue Reiter (Duitsland)

Slide 7 - Tekstslide

Oskar Kokoschka, Piëta, mörder, Hoffnung der Frauen (1909)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Kenmerken Jazz
Mix verschillende culturen: 
work songs, spirituals, blues, ragtime, marsmuziek 
expressief, ruimte voor improvisatie
Belangrijkste instrumenten: 
Kornet, trompet, klarinet, saxofoon, banjo, tuba, drums
Verschillende jazz stromingen:
Dixieland, Chicago stijl, bigband->swingstijl
Belangrijke plekken: 
New Orleans, Chicago, New York->Harlem renaissance
Belangrijke musici:
Louis Amstrong, Duke Allington, Benny Goodman, Harlem Hellfighters
Tijd/cultuur: start rond 1900-> rassenscheiding



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

MODERNISME = EXPRESSIE, ESSENTIE, VERNIEUWING
A: EXPRESSIE & ANGST, VERVREEMDING -> ook van minder mooie emoties (breuk met gangbare esthetiek), expressie ook in persoonlijke stijl (handschrift).
Gevoelens van angst, vervreemding voelbaar maken, deze gevoelens komen voort uit het ontworteld zijn (door de alsmaar verder gaande vernieuwingen)
B: ONDERZOEK NAAR GRONDSLAGEN, ESSENTIE -> herleiden naar de essentie, werkwijze van wetenschap hanteren, zoals door Mondriaan (structuur achter de zichtbare natuur)
C: VERNIEUWING & VOORUITGANGSDENKEN  -> Kunst: Zoeken naar het originele, het unieke, het ‘eigene’(persoonlijke stijl van een kunstenaar).
Geschiedenis = vooruitgang, er is originaliteit mogelijk, door de wetenschappelijke ontwikkelingen en door de morele ideeën (geen ornamenten) wordt de wereld beter dan die was. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Kubisme (+/- 1909 – 1914)
  • Opgedeeld in analytisch kubisme (de voorstelling is opgedeeld in kleine vakjes, veel grijs/bruintinten) en het synthetisch kubisme (de compositie wordt overzichtelijker en krijgt meer kleur, toevoeging van andere materialen (eerste collage/assemblage)).
  • de voorstelling werd herleid tot geometrische vormen.
  • de voorstelling werd vanuit verschillende gezichtshoeken/standpunten weergegeven
  • als gevolg daarvan verdween de ’logische’ diepte uit het schilderij.

Slide 14 - Tekstslide

Juan Gris, portret van Pablo Picasso, 1912

Slide 15 - Tekstslide

Futurisme (1909 – 1914)
  • eisten de vernietiging van alle tradities (gericht op de toekomst)
  • Nationalisme  --> oorlogsenthousiasme
  • beweging uitbeelden door herhaling, bewegelijke lijnen
  • beweging uitbeelden door vervormingen en fragmentatie
  • men was geïnspireerd door techniek, snelheid en geweld - invloed van technologie
  • geloof in de toekomst met techniek en machines
  • kenmerken van het futurisme zijn snelheid, energie, agressie, krachtige lijnen, vooruitgang en nieuwe technologie.

Slide 16 - Tekstslide

Umberto Boccioni – Unieke vormen van continuiteit in de ruimte

Slide 17 - Tekstslide

Constructivisme (1913 – 1922) (Sovjet-unie)
  • Het constructivisme ontwikkelde zich vanuit het kubisme en futurisme. -> puur geometrisch
  • Constructivisten wilden met hun kunst een nieuwe, pure, esthetische en geconstrueerde werkelijkheid bereiken. (op zichzelf staand, niet verhalend, totale abstractie)
  • kenmerken van het constructivisme:  
- gebruik van geometrische, abstracte vormen vormentaal en materiaal zonder ‘handschrift’: geen emotie, expressie of individualiteit
- autonome kunst: verwijst niet naar iets buiten zichzelf: het is geometrische kunst die niets symboliseert
- de kunstenaar was onderzoeker, ingenieur, en 'kunst constructeur'
- een nieuwe taal, als uitdrukking van een socialistische samenleving: machine-esthetiek en nieuwe materialen en vormen 

Slide 18 - Tekstslide

Leningrad Pravdagebouw in Moskou, Alexander Vesnin (1924) Reconstructie Maquette

Slide 19 - Tekstslide

De Stijl (opgericht 1917)
  • zette zich in voor een nieuwe kunst in een nieuwe, betere wereld
  • samenwerking tussen schilders en architecten
  • De Stijl wilde een zuivere kunst. Dat betekent dat de kunst onafhankelijk moest worden en haar eigen regels en wetten moest formuleren. (Totale abstractie, geen verhalende kunst)
  • Kenmerken:
  -  Rechte, elkaar kruisende lijnen. 
  -  Primaire kleuren + zwart/wit
   - Horizontale en verticale lijnen
   - Asymmetrische composities

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Bauhaus (1919 – 1933)
  •  1919:  Walter Gropius sticht in het Duitse Weimar een rijksschool voor architecten, kunstenaars en industrieel ontwerpers, waar moderne, functionele vormgeving werd onderricht. 
  • De doelstellingen van het Bauhaus waren:
 - een grondige ambachtelijke opleiding
-  creëren van hoogwaardige technische en esthetische producten
-  accent op de functionaliteit van producten
- betaalbare producten leveren door industriële productieprocessen
- samenwerking binnen de kunstdisciplines om tot een Gesamtkunstwerk te komen
- integratie van kunst in het dagelijks leven 
  
  

Slide 22 - Tekstslide

Bauhaus affice

Slide 23 - Tekstslide

Dada (1916-1920)
  •  Gevluchte kunstenaars naar neutrale Zwitserland komen samen (Cabaret Voltaire, Zurich)
  • Omver halen van alle logica die tot de ellende (WOI) had geleid, om daarmee de bestaande cultuur omver te halen. Alle bestaande normen en waarden moesten belachelijk gemaakt worden. 
  • Dada maakte antikunst, wilde shockeren
  • Humor en ironie
  • Gewone gebruiksvoorwerpen werden als kunst tentoongesteld (Readymades)
  • Afvalproducten werden verwerkt in de kunstwerken
  • Het toeval (irrationionele) speelt een rol.
  
  

Slide 24 - Tekstslide

Marcel Duchamp, Fountain, 1917 

Slide 25 - Tekstslide

Surrealisme (Vanaf 1924)
  • Borduurt voort op het Dadaisme
  • Dromen, visioenen en erotische fantasieën stonden in het surrealisme centraal. Zij zochten een hogere werkelijkheid achter de uiterlijke verschijningsvorm (sur-realité).
  • inspiratie uit de denkbeelden van de psycholoog Sigmund Freud
  • Onderbewustzijn speelt een belangrijke rol -> Automatisch tekenen, dromen

Slide 26 - Tekstslide

Salvador Dalí, The Persistence of Memory, 1931

Slide 27 - Tekstslide

Expressionisme
Kubisme
Constructivisme
De Stijl
Futurisme
Bauhaus
Dadaisme
Surrealisme

Slide 28 - Sleepvraag

Expressionisme
Kubisme
Constructivisme
De Stijl
Futurisme
Bauhaus
Dadaisme
Surrealisme

Slide 29 - Sleepvraag

Expressionisme
Kubisme
Constructivisme
De Stijl
Futurisme
Bauhaus
Dadaisme
Surrealisme
Meerdere standpunten, geometrische vormen, gefragmenteerd
Verheerlijking van lawaai, technologie, en agressie 
Dromen, onderbewustzijn en fantasiën
Absurditeit, anti-kunst, humor, destructief 
Subjectieve gevoel, krachtige, felle kleuren, vervorming van de werkelijkheid 
 geometrische, abstracte vormen
autonome kunst: kunstenaar als ingenieur, uitdrukking socialistische samenleving 
Zuivere, pure, spirituele kunst voor een betere toekomst, universele vormentaal
ambacht, betaalbare producten, functionaliteit (from follows function

Slide 30 - Sleepvraag

Hierna volgen een aantal oefenvragen.

Slide 31 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding. Dit schilderij is gemaakt in een periode dat Robert Delaunay zijn overgang van het kubisme naar het futurisme aankondigt. Noem twee aspecten van de vormgeving waarin het kubisme nog herkenbaar is.

Slide 32 - Open vraag

Vorticisme – een kunststroming uit Groot Brittannië, opgericht in 1914 door Edward Wadsworth – is een Britse variant op het Italiaanse futurisme. Geef een definitie van futurisme.

Slide 33 - Open vraag

Bekijk de afbeelding. Beschrijf twee kenmerken van het futurisme die je
in deze afbeelding kunt zien.

Slide 34 - Open vraag