Grammatica: keuzevoorzetsels

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

We oefenen

Keuzevoorzetsels

Weet je nog?

Je leerde al de voorzetsels met de 2e, 3e en 4e naamval. 

Hoe zat het ook al weer?

Welke voorzetsels horen bij welke categorie? Slepen maar!

Voorzetsels + 3

Voorzetsels + 4

durch 

nach

entgegen

mit

für

entlang

ohne

bei

zu

seit

bis

von

um

aus

gegen

gegenüber

außer

Nog even oefenen...

Er fährt mit dies...  exzellent... Reporter (m) in Urlaub. 

Je ziet het woord 'diesem' staan, dit betekent dat we te maken hebben met de der-Gruppe.

Kijk in het rijtje mannelijk (m) bij de der-Gruppe.

Welke naamval heeft 'mit diesem gut---- Sänger'? 

Mit is een voorzetsels met de 3e naamval.

1. dieser exzellente
2. diesem exzellenten
3. dieser exzellenten
4. diese exzellenten

Er kann nicht ohne sein... neu... Handy (o).

1. sein neues
2. seines neue
3. seinem neuen
4. seine neue

Nach ein… lang... Weile (v) kam er endlich wieder nach Hause.

1. eine lange
2. eine langer
3. einer langen
4. einer lange

En... hoe ging dat?

Als je meer wilt oefenen, bekijk dan de LessonUp over de voorzetsels nog eens. 

Daar vind je extra oefenmateriaal.

Keuzevoorzetsels

Vandaag leren jullie een nieuwe groep voorzetsels: 

de keuzevoorzetsels.

Lees ter inleiding de grammatica in je boek (S. 99)

en / of

Bekijk dit filmpje: 

Deze video is niet meer beschikbaar

Welke video was dit?

Laten we eens kijken of jullie het doorhebben

Meine Mutter sitzt in … Küche (v).

1. die
2. der
3. das
4. dem

Meine Mutter sitzt in der Küche

Waar zit mijn moeder? --> in de keuken 

Geeft een rust / plek aan, dus 3e naamval

Das Heft fällt auf … Boden (m)

1. der
2. des
3. dem
4. den

Das Heft fällt auf den Boden

Het schrift valt op de grond --> beweging, actie (= 4e naamval)

Der Ball liegt unter ….. Auto (o).

1. der
2. die
3. das
4. dem

Der Ball liegt unter dem Auto

Waar ligt de bal? --> onder de auto 

 Geeft een rust / plek aan, dus 3e naamval

Ich hänge das Bild an … Wand (v).

1. die
2. der
3. dem
4. das

Ich hänge das Bild an die Wand.

Ik hang het schilderij aan de muur --> beweging, actie 

(= 4e naamval)

Voor V4.du1:

Maak nu opdracht 45 en 47 uit je boek. 

Noteer de antwoorden in je schrift.

Keuzevoorzetsels - nog lastig?

Bekijk dan deze uitlegfilmpjes:

of oefen met deze sites (zie volgende slides): 

https:

https:

https:

https: