Present Simple (extra lesson)

Present Simple
Extra lesson
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Present Simple
Extra lesson

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 2 - Video

Vanaf 00:28 tot 02:20

01:18
Write down the conjugation (vervoeging) of 'work' (Present Simple)

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

She ... stamps. (collect)
A
collect
B
collects
C
collected
D
colects

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I use the Present Simple to talk about
A
habits
B
the past
C
facts
D
facts and habits

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple 
watch --> he watches
fly --> The bird flies 
play --> Anita plays

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Danny ... his bike every weekend. (ride)
A
rided
B
riddes
C
ride
D
rides

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:36
Lisa ____ very cheerful today!

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:36
Let's see what you remember!!!

Use short forms where possible
(is not --> isn't)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Vanaf 00:28 tot 01:18
I never ... the end of a movie. (see)
A
seeing
B
sees
C
see
D
seed

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ross hardly ever ... his work. (do)
A
does
B
do
C
dos
D
doing

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They always ... breakfast. (skip)
A
skips
B
are skipping
C
skippes
D
skip

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontkenningen
Example: You work at that clothing shop. 
Ontkennend: gebruik het woord 'do'.
You don't work at that clothing shop/You do not work at that clothing shop.

Denk aan de shit-rule!
He/she/it --> does = doesn't/does not

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin ontkennend:
She ... her room. (not clean)
A
don't clean
B
doesn't clean
C
don't cleans
D
doesn't cleans

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin ontkennend:
My sister ... a hamster (not have)
A
doesn't have
B
don't has
C
doesn't has
D
haves

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin ontkennend:
We ... card games. (not play)
A
play not
B
do not play
C
don't play
D
doesn't play

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
Maak je een zin vragend?
Zet do/does VOORAAN in de zin. 

Do you work at the clothing shop?
Does she clean her room? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin vragend.
They play a game.
A
Do they play a game?
B
Does they play a game?
C
Does they plays a game?
D
Do they plays a game?

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin vragend.
Julie sleeps late on Sundays.
A
Do Julie sleep late on Sundays?
B
Does Julie sleeps late on Sundays?
C
Does Julie sleep late on Sundays?
D
Does sleep Julie late on Sundays?

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin vragend.
Beyoncé sings well.
A
Do Beyoncé sings well?
B
Does Beyoncé sings well?
C
Does sing Beyoncé well?
D
Does Beyoncé sing well?

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraagzinnen
To be:
Werkwoord komt vooraan in de zin te staan als je 'to be' gebruikt.
Example: She is a lovely girl. - Is she a lovely girl?

Do/does:
She likes your brother. - Does she like your brother?
Let op! Het woord 'does' heeft al een 's', het werkwoord 'like' krijgt dan geen 's' meer! 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vraagzin.
Antwoord: Yes, he helps a lot of people.
A
Does he help a lot of people?
B
Do he help a lot of people?
C
Does he helps a lot of people?
D
Doesn't he help a lot of people?

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vraagzin.
Antwoord: Yes, you can come to the party if you like.
A
Have I come to the party?
B
Do I come to the party?
C
Does I come to the party?
D
Can I come to the party?

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vraagzin.
Antwoord: Of course English is fun!
A
Am English fun?
B
Are English fun?
C
Is English fun?
D
Does English is fun?

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vraagzin.
Antwoord: Yes, Mike plays football very well.
A
Plays Mike football very well?
B
Does Mike plays football very well?
C
Is Mike playing football very well?
D
Does Mike play football very well?

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies