oefenen voor het PW U3

oefenen voor het PW U3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

oefenen voor het PW U3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat zijn 'tags'?
  •  'Tags' zijn korte vraagjes die je aan een zin                      vastplakt (Hè? / Niet waar? / Toch?).

  • Gebruik: Je gebruikt 'tags' om bevestiging te vragen.

  • Vorm: (hulp)werkwoord + persoonlijk voornaamwoord
  • Zin bevestigend (+)?         Tag ontkennend (–)!
  • Zin ontkennend (–)?          Tag bevestigend (+)!

Slide 3 - Tekstslide

Regels tag questions
Als de hoofdzin positief is, dan is de aangeplakte vraag negatief.

You are really hungry, aren't you?
The Queen is very famous, isn't she?


Slide 4 - Tekstslide

Regels tag questions
Als de hoofdzin negatief is, dan is de aangeplakte vraag positief.

You aren't a mean person, are you?
She is not a morning person, is she ?



Slide 5 - Tekstslide

Let op!
als in de hoofdzin een naam staat, dan gebruik je een persoonlijk voornaamwoord in de aangeplakte vraag.

Susan is your sister, isn't she?
Peter and Jane are not good friends, are they?

Slide 6 - Tekstslide

Tag question
Gebruik:           Je gebruikt 'tags' om bevestiging te vragen.
Vorm:            (hulp)werkwoord + persoonlijk voornaamwoord
Zin bevestigend (+)                              Tag ontkennend (–)
Zin ontkennend (–)                              Tag bevestigend (+)
Susan is your sister, isn't she?( isn't she - is a tag)
Peter and Jane are not good friends, are they?  ( are they - is a tag)
She likes ice-cream, doesn't she?    (doesn't she - is a tag)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

My / mine / of mine
Kijk naar de persoon die in de zin staat (I, he , they etc.) om het goede voornaamwoord te kiezen!

 your, our, their, 
his, her
yours, ours, theirs, his, hers
of yours, of ours, of theirs, of his, of hers

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

be going to
van plan zijn, gaat zeker gebeuren
be + going to + hele werkwoord
am (not)/is (not)/are (not) + going to + hele werkwoord
I (to cook) 
I am going to cook.
  • (to wash)     Peter is going to wash.
  • (to watch TV)  They are going to watch TV .

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

will/shall
Will + hele werkwoord
Peter will ask you. I will go to the concert.
Will + not + werkwoord
Peter will not ask you.
Will ......werkwoord?   Will Peter ask you?
                           Shall........I/we  + hele werkwoord?
        Shall we go?   Shall I go?
Shall: I/we      .....?

Slide 13 - Tekstslide

                  Short answers

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Gebruik
Antwoord met yes of no en gebruik 
het eerste hoofdwerkwoord   + het onderwerp 

Do you know him? Yes, I do.
Have they read the book? Nothey haven't.
Are your parents at home? Yes, they are.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

The Present Simple
Present Simple

Slide 18 - Tekstslide

Present Simple
          +
          -
            ?
I, we, you, they
ww
don't  +  ww
Do...ww?
he, she, it
ww+s
doesn't+ ww
Does..ww?
I (to work) work. I don't work. Do I work?
Tom (to work) works. Tom doesn't work. Does Tom work?
Always, often, never, sometimes, every day...- een feit

Slide 19 - Tekstslide

Present Continuous

Slide 20 - Tekstslide

Present continuous
I (to work)am working. I am not working. Am I working?
Tom (to work)is working. Tom isn't working. Is Tom working?
Present Continuoius
          +
          -
            ?
I, 
am  ww+ing
am not  ww+ing
Am...  ww+ing?
he, she, it
is  ww+ing
is not   ww+ing
Is   ..   ww+ing?
you, we,they
are ww+ing
are not ww+ing
Are..ww+ing?
My parents (to work) are working. My parents aren't working. Are my parents working?

Slide 21 - Tekstslide

Present Simple
          +
          -
            ?
I, we, you, they
ww
don't  +  ww
Do...ww?
he, she, it
ww+s
doesn't+ ww
Does..ww?
Always, often, never, sometimes, every day...- een feit
Present Continuoius
          +
          -
            ?
I, 
am  ww+ing
am not  ww+ing
Am...  ww+ing?
he, she, it
is  ww+ing
is not   ww+ing
Is   ..   ww+ing?
we, you, they
are  ww+ing
are not ww+ing
Are...    ww+ing?
 now, at this moment

Slide 22 - Tekstslide

links om te oefenen:
Present Simple en  Present Continuous

Ga ook naar  Magister/leerm/Engels/ Unit 3 / Les1,2,3,4- Practise more 

Slide 23 - Tekstslide