In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les..
...weet je hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd spelt
...weet je hoe je werkwoorden in de verleden tijd spelt
...weet je hoe je het voltooid deelwoord spelt
Slide 2 - Tekstslide
Hoe herken je een persoonsvorm in een zin?
Slide 3 - Open vraag
Hoeveel persoonsvormen heeft de volgende zin: Ik moet naar huis lopen, terwijl ik veel liever fiets.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 4 - Quizvraag
Schrijf zoveel mogelijk voltooid deelwoorden op.
Slide 5 - Woordweb
't Sexy Fokschaap
Slide 6 - Tekstslide
PV > Zet de zin in een andere tijd!
Let op! Soms lijkt een werkwoord op een voltooid deelwoord, maar dan is het de persoonsvorm.
Slide 7 - Tekstslide
1. Kijk altijd eerst of je te maken hebt met een pv of een andere werkwoordsvorm!
2. Persoonsvorm? > Bepaal de tijd. tt of vt.
Slide 8 - Tekstslide
Volgende slide: 'In welke zinnen is het rode woord een voltooid deelwoord?'
Slide 9 - Tekstslide
1. Ik heb een groene pen gebruikt. 2. Hij gebruikt altijd een groene pen. 3. Het gebeurt erg vaak. 4. Het is erg vaak gebeurd. 5. Hij heeft zijn auto verkocht. 6. Hij verkocht gisteren zijn auto.
Slide 10 - Tekstslide
Verschil sterk en zwak werkwoord?
Slide 11 - Woordweb
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Wel of geen 't'?
Staat er ‘je’ of ‘jij’ achter de persoonsvorm? geen T
Word je binnenkort 14?
Maar kun je ‘je’ niet vervangen door ‘jij’? wel T
Wordt je moeder gebeld?
Vul het werkwoord ‘lopen’ in. Als je een t hoort, schrijf je een t
Slide 14 - Tekstslide
... je volgende week geïnterviewd?
A
Wordt
B
Word
Slide 15 - Quizvraag
... je vader zo opgehaald?
A
Wordt
B
Word
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Wanneer -te en wanneer -de?
Vaak hoor je het zelf al
Of gebruik 't ex kofschip!
Slide 18 - Tekstslide
Hoe werkt 't ex kofschip?
Slide 19 - Open vraag
't ex kofschip - verleden tijd
Wanneer krijg je +te en wanneer +de?
1. Zoek de stam van het werkwoord.
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t ex kofschip.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex kofschip?
JA
NEE
+TE(N)
+DE(N)
Slide 20 - Tekstslide
Wij reisten/reisden naar Frankrijk (reizen)
A
reisten
B
reisden
Slide 21 - Quizvraag
Wij klapten/klapden in onze handen (klappen)
A
klapten
B
klapden
Slide 22 - Quizvraag
Daarmee ... ik mijn rug te veel. (belasten)
A
belastte
B
belaste
C
belastde
D
belasde
Slide 23 - Quizvraag
Voltooid deelwoord
* Iets is al gebeurd/geweest (voltooid) * Er staat altijd een vorm van 'hebben', 'worden' of 'zijn' in de zin.
Voorbeelden: - Ik heb naar jou geluisterd. - Hij is ziek geweest. - Wij werden totaal verrast.
Slide 24 - Tekstslide
't ex kofschip - voltooid deelwoord
Wanneer krijg je +te en wanneer +de?
1. Zoek de stam van het werkwoord.
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t ex kofschip.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex kofschip?
JA
NEE
+T
+D
Slide 25 - Tekstslide
Ik heb de hele avond gedanst/gedansd (dansen)
A
gedanst
B
gedansd
Slide 26 - Quizvraag
Ik ben verhuist/verhuisd? (verhuizen)
A
verhuist
B
verhuisd
Slide 27 - Quizvraag
Ik heb je vanochtend opgehaalt/opgehaald (ophalen)
A
opgehaalt
B
opgehaald
Slide 28 - Quizvraag
alles door elkaar
Slide 29 - Tekstslide
Kies het juiste werkwoord:
"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant
Slide 30 - Quizvraag
(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt
Slide 31 - Quizvraag
Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte
Slide 32 - Quizvraag
Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind
Slide 33 - Quizvraag
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde
Slide 34 - Quizvraag
Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente
Slide 35 - Quizvraag
Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.