unit 4 lesson 2 grammar

Grammar
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammar

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer
to be going to
for the FUTURE?

Slide 2 - Tekstslide

TO BE GOING TO
Je gebruikt een vorm van to be going to wanneer..

1. je iets van plan bent in de toekomst;
      I am going to watch a movie tonight.
2. je zeker weet dat iets zal gaan gebeuren.
      Look at those clouds! It is going to rain.


D

Slide 3 - Tekstslide

TO BE GOING TO
TO BE + going to + werkwoord
wanneer er als werkwoord "to walk" staat, gebruik dan alleen "walk" zonder "to".
dit neem je gewoon letterlijk zo over.
am, is of are

Slide 4 - Tekstslide

TO BE GOING TO
She         is               going to                  eat               rice.
She         is    not    going to                  eat               rice.
Is           she             going to                  eat               rice?

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je to be going to?
A
Een voorspelling met bewijs
B
Iets van plan zijn
C
(Spontaan) besluit
D
Belofte

Slide 6 - Quizvraag

To be going to 
Gebruik
- Als iets al gepland staat
- Je hebt bewijs/je ziet dat iets gaat gebeuren

Voorbeelden
I am going to visit Bob tomorrow.
I can see that it is going to rain.

Slide 7 - Tekstslide

To be going to 
Vorm: to be + going to + hele werkwoord 

To be: am / are / is 

+    am / are / is    + going to     + hele werkwoord 
   am / are / is    + not     + going to    + hele werkwoord 
    am / are / is    + going to     + hele werkwoord 


Slide 8 - Tekstslide

Chris ... (visit) her grandmother tomorrow.
A
is going to visit
B
are going to visit
C
am going to visit

Slide 9 - Quizvraag

That exercise looks difficult. I ... (help) you.
A
is going to help
B
am going to help
C
are going to help

Slide 10 - Quizvraag

Take your umbrella with you. I think it ... (rain)
A
is going to rain
B
am going to rain
C
are going to rain

Slide 11 - Quizvraag

Later on, I ... (meet) Joe at the café.
A
is going to meet
B
are going to meet
C
am going to meet

Slide 12 - Quizvraag

More practice!
A Vul de juiste vormen van to be going to in. Gebruik het werkwoord tussen haakjes. 
! Schrijf de antwoorden in je schrift. 
1 My parents ... (see) the sights of London.
2 Susan ... (visit) Stratford-upon-Avon.
3 My friend and I ... (do) some shopping this afternoon.
4 My brother ... (book)  a trip to England.

Slide 13 - Tekstslide

Word Order
Grammar

Slide 14 - Tekstslide

woordvolgorde (word order)
wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 15 - Tekstslide

Word order // place before time

Slide 16 - Tekstslide

To do:
Unit 4 lesson 2
BB: opdracht 16 t/m 18
KB: opdracht 16 t/m 19
TL: opdracht 16 t/m 20

Klaar? Boek lezen

Slide 17 - Tekstslide