Reflexive Pronouns - Unit 3

Reflexive Pronouns
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Reflexive Pronouns

Slide 1 - Tekstslide

Even terug naar het begin. Er zijn verschillende personal pronouns in het Engels. Match de juiste woorden bij elkaar
Ik
Wij
Zij (meisje)
Zij (mv)
Hij
Het
Jullie
Jij
You
He
She
It
You (plural)
We
They

Slide 2 - Sleepvraag

Reflexive

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Link

Match nu de personal pronouns met de juiste reflexive pronoun
Themselves
Ourselves
Yourselves
Itself
Herself
Himself
Myself
Yourself
I
You
He
She
It
We
You (plural)
They

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Video

Noteer de zinnen van het liedje die je hebt onthouden

Slide 7 - Open vraag

Match de Nederlandse vertaling met de juiste reflexive pronoun
Mezelf
Zichzelf
Jezelf
Onszelf
Ourselves
Yourself
Myself
Herself
Himself
Themselves
Itself
Yourselves

Slide 8 - Sleepvraag

Wat valt je op aan de reflexive pronouns in het meervoud?

Slide 9 - Open vraag

Vraag 1/2: Wat denk je dat reflexive pronouns doen? Wat is het nut ervan of de functie?
A
Het verwijs terug naar een persoon / dier / ding
B
Je vraagt ermee of iets klopt
C
Het geeft aan van wie iets is
D
Je bevestigend een antwoord

Slide 10 - Quizvraag

Vraag 2/2: Wat denk je dat reflexive pronouns doen? Wat is het nut ervan of de functie?
A
Het geeft informatie over hoe iets gebeurd
B
Je legt de nadruk ergens op
C
Je vraagt ermee of iets klopt
D
Je stelt hiermee een vraag

Slide 11 - Quizvraag

Meerkeuzevragen
Welke reflexive pronoun kun je verwerken in de zin?

Slide 12 - Tekstslide

The oven turns off automatically.
A
Himself
B
Itself
C
Yourself
D
Themselves

Slide 13 - Quizvraag

You (plural) will cut the pie....
A
Myself
B
Himself
C
Yourselves
D
Ourselves

Slide 14 - Quizvraag

They built the car without help.
A
Herself
B
Myself
C
Yourselves
D
Themselves

Slide 15 - Quizvraag

We stayed at home without a babysitter.
A
Ourselves
B
Youselves
C
Itself
D
Himself

Slide 16 - Quizvraag

Schrijf de juiste reflexive pronoun op die in de zin past. 
Voorbeeld: 
I didn’t buy this soup, I made it.
I didn't but this soup, I made it myself

Slide 17 - Tekstslide

I’m not ironing your shirt. You do it!

Slide 18 - Open vraag

Don’t call a plumber. He will fix it.

Slide 19 - Open vraag

Eva cut her hand making dinner.

Slide 20 - Open vraag

Samenvattend 
De regels
Reflexive Pronouns

Slide 21 - Tekstslide

Reflexive pronouns in het enkelvoud eindigen op ____
A
S
B
F
C
VES
D
ED

Slide 22 - Quizvraag

Reflexive pronouns in het meervoud eindigen op __
A
ED
B
F
C
S
D
VES

Slide 23 - Quizvraag

Reflexive pronouns worden gebruikt om.....................een persoon / dier / ding
A
bezit aan te geven van
B
aan te geven hoe iets gebeurd met
C
terug te verwijzen naar
D
aan te geven dat iets in de toekomst gebeurd met

Slide 24 - Quizvraag

Een reflexive pronoun gebruik je ook om.....
A
De nadruk ergens op de leggen
B
aan te geven dat iets gaat gebeuren
C
De verleden tijd aan te geven
D
iets te ontkennen

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Do: ex. 31, 32, 33 
Unit 3 - Lesson 4 Speaking 

Slide 27 - Tekstslide