ABR7 02.12.2024

• Anders
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom!

02.12.2024

Planning

• Terugblik
• 6.5
• 6.6
• KNM 1.6 

Terugblik

• HW bespreken
• 6.3: Opdr. 20 t/m 23
• 6.4: opdr. 28, 29, 30, 32, 33, 34 + 38
• Herhalen? 

6.5

• Bekijk de video (6.5) 

6.5

• Na sommige werkwoorden gebruiken we vaak een ander woord.
• Deze woorden zijn voorzetsels.
• Voorbeelden?  
• Aan, over, om, uit, voor....
• Kijken naar
• Wachten op
• Wennen aan 
• Schrikken van
• Komen uit

6.5

• Er zijn helaas geen regels
• Dat betekent dat je deze combinaties van werkwoorden en voorzetsels moet onthouden. 
• Dit leer je door te schrijven, spreken, luisteren etc.

6.5

• Klassikaal: opdr. 40 

6.5

• Maak zelfstandig opdr. 41 + 42
• Bespreek je antwoorden met een medecursist
• Bespreken 

6.5

• Maak tweetallen
• Pak werkblad 5.7 (A tot zin)
•  Cursist A leest de vraag.
• Cursist B geeft antwoord.
• Klaar?
• Draai de rollen om

6.5

• Maak groepjes van 3 cursisten
• Pak een stapel kaartjes
•  Combineer de werkwoorden met de juiste voorzetsels

6.5

• Blijf in het groepje zitten
• Maak samen zinnen met de werkwoorden met het vaste voorzetsel 
• Schrijf de zinnen op
• Bespreken

6.5

• Maak nu nieuwe groepjes van 4 cursisten
• Sorteer de kaartjes
• Leg de kaartjes met de voorzetsels weg
• Pak om de beurt een kaartje met een werkwoord
• Schrijf samen zinnen op met het werkwoord
• Bedenk het juiste voorzetsel
  
• Bespreken

6.5

• Pak 5.7 ''Luisteren naar- zorgen voor''
• Maak opdr. 2 + 3 + 5 zelfstandig
• Bespreken 

6.5

• Maak tweetallen
•  Pak 5.7 ''Luisteren naar - zorgen voor''
• Lees opdr. 4
• Pak werkblad 5.7 (met de zinnen)
• Oefen opdr. 4

6.5

• Praat samen: opdr. 6
• Cursist A leest de vraag. Cursist B geeft antwoord.
• Klaar? Draai de rollen om 

6.6

• Bekijk de tekst bij opdr. 44
• Wat gaat Angela vragen, denk je?
• Schrijf 3 vragen op 

6.6

• Samen luisteren tekst 6.6  

6.6

Nieuwe woorden:

• de postbezorger 
• Voorbeeld: De postbezorger brengt post. 
• de afdeling
• In het ziekenhuis heb je de afdeling ''Spoedeisende Hulp''
• zorgen voor
• Voorbeeld: Je moet voor warme kleding zorgen.
• Betekenis: regelen 
• de post
• Voorbeeld: De post is er! Er zijn brieven en kaarten. 

6.6

• de vergoeding 
• Voorbeeld: Als je vrijwilligerswerk doet, krijg je soms een kleine vergoeding. 
• stuk
• Voorbeeld: Mijn telefoon is stuk! Nu moet ik een nieuwe kopen. 
• parttime 
• Voorbeeld: Ik werk parttime, ik werk op maandag, dinsdag en vrijdag. 
• zoals
• Voorbeeld: Ik lust graag Italiaans eten, zoals pizza en lasagne. 
• Betekenis: bijvoorbeeld. 
• zelfstandig
• Voorbeeld: De opdrachten moet je zelfstandig maken, dus niet samen. 

6.6

• de vereniging 
• Voorbeeld: Als je lid bent van een vereniging, moet je soms geld betalen. 
• Betekenis: club, bond, organisatie, unie 
• het lid:
• Voorbeeld: Ik ben lid van de personeelsvereniging. 
• Betekenis: deelnemer, groepslid
• de rekening:
• Voorbeeld: Oei, de rekening is erg hoog. Ik moet veel geld betalen!
• de belasting: 
• Als inwoner van Nederland moet je veel belasting betalen. 
• het pensioen
• Voorbeeld: Na je 67e hoef je niet meer te werken. Dan mag je met pensioen. 

6.6

• Luister nog een keer naar het gesprek
• Maak opdr. 46 + 47
• Bespreken

6.6

• Maak zelfstandig opdr. 49, 50, 51 + 52
• Bespreek je antwoorden met een medecursist
• Bespreken

6.6

• Samen luisteren opdr. 53, 54 + 55 

6.6

6.6 

• Maak 2/3-tallen
• Praat samen: opdr. 60 + 61
• Werkblad 6.6c

Afsluiting

• HW: opdr. 43, 56, 57, wb. 6.6a/b + praktijkopdracht 6.6