Eindtoets elasticiteiten

Doel van deze toets
Door deze toets te maken, stel je vast in hoeverre je de onderwerpen Prijselasticiteit (Ev) en Inkomenselasticiteit (Ey) beheerst.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Doel van deze toets
Door deze toets te maken, stel je vast in hoeverre je de onderwerpen Prijselasticiteit (Ev) en Inkomenselasticiteit (Ey) beheerst.

Slide 1 - Tekstslide

In 2009 stegen de inkomens in Nederland gemiddeld met 3%.
De vraag naar product X steeg in die periode met 0,6%.

Noem een product wat volgens jou voldoet aan dit beschreven verband en bereken de waarde van de elasticiteit om je antwoord te ondersteunen.

Slide 2 - Open vraag

Product Z heeft een inkomenselasticiteit van - 1,33.

Geef een voorbeeld van een product met een inkomenselasticiteit van - 1,33 wat jij op dit moment zou willen kopen.

Slide 3 - Open vraag

Waarom is de waarde van de Prijselasticiteit meestal kleiner dan 0?
A
Doordat de prijs daalt, stijgt de vraag
B
Doordat de vraag daalt, stijgt de prijs
C
Doordat de prijs daalt, daalt ook de vraag
D
Doordat de vraag daalt, daalt de prijs

Slide 4 - Quizvraag

Lees de onderstaande zinnen en geef aan of ze juist of onjuist zijn.
Juist 
Onjuist 
1) Substitueerbare goederen voorzien beiden in de bevrediging van een verschillende behoefte
2) Voor inferieure goederen geldt dat de vraag afneemt als het inkomen van consumenten afneemt
3) Voor noodzakelijke goederen geldt dat de vraag  hiernaar in verhouding weinig toeneemt indien het inkomen van consumenten toeneemt
4) Voor luxe goederen geldt dat inkomenselasticiteit groter dan 1 is. 

Slide 5 - Sleepvraag

Hamburgers

Ron verkoopt in de schoolkantine onder andere hamburgers. Hij is benieuwd wat het effect is van een prijsverhoging van de hamburger op zijn afzet aan hamburgers.
Ron verhoogt de prijs van hamburgers van € 1,25 naar € 1,40. Door deze prijsverandering daalt de verkoop van hamburgers van 250 stuks per week naar 200 stuks per week.

Slide 6 - Tekstslide

Bereken de procentuele toename van de prijs.


Slide 7 - Open vraag

Bereken de procentuele afname van de afzet.


Slide 8 - Open vraag

Is de vraag elastisch?
Leg uit waarom wel of waarom niet.


Slide 9 - Open vraag

Bereken de Prijselasticiteit van de vraag (Ev).

Slide 10 - Open vraag

Brandstofprijzen


De benzineprijs is met € 1,80 op recordhoogte. Maar daar is bij de tankstations niets van te merken.  Veel automobilisten kunnen niet zonder hun auto, bijvoorbeeld vertegenwoordigers, maar ook mensen waarvoor het openbaar vervoer geen optie is.

Slide 11 - Tekstslide

Invulvraag: Veel onderzoekers hebben al eens geconcludeerd dat automobilisten nauwelijks minder gaan rijden als de brandstofprijzen stijgen. De vraag naar benzine is in econo-mische termen tamelijk ............ (kies uit: elastisch / inelastisch).

Slide 12 - Open vraag

Invulvraag: De elasticiteit van een product zegt iets over de noodzakelijkheid ervan. Luxegoederen zoals televisies reageren ............... op prijsveranderingen dan noodzakelijke goederen zoals zout (kies uit: sterker / zwakker).

Slide 13 - Open vraag

Rekenvraag:
TV's hebben een elasticiteit van 2, als ze 10% duurder worden daalt de vraag met ..........%

Slide 14 - Open vraag

Bier

Economen snappen niets van bier. Drinken we nu meer of minder bier als ons inkomen stijgt? Economen zijn het tot op de dag van vandaag niet eens over de vraag of alcoholhoudende dranken, zoals bier, normale goederen of inferieure goederen zijn. 

Slide 15 - Tekstslide

Invulvraag:
Bij normale goederen is het zo dat als consumenten meer te besteden hebben, ze ............... van dat goed gaan kopen (kies uit: meer / minder).

Slide 16 - Open vraag

Invulvraag:
Na de 2e Wereldoorlog steeg de bierconsumptie in veel Europese landen. Maar de laatste jaren zijn we juist minder bier gaan drinken. Hoe zou dat komen? Sommige economen zeggen dat bier een ........... goed is (kies uit: noodzakelijk / luxe / inferieur / indifferent).

Slide 17 - Open vraag

Invulvraag:
Maar andere economen zeggen juist dat meer voorlichting over de effecten van te veel drinken de oorzaak is van een afname van de bierconsumptie. En dat daarom een ................... inkomenselasticiteit zeker niet de oorzaak is (kies uit: positieve / negatieve).

Slide 18 - Open vraag

Stel dat de prijs van spijkerbroeken met 10% wordt verhoogd.
Beschrijf wat er gebeurt met de omzet.

Slide 19 - Open vraag

Spijkerbroeken
Er is onderzoek gedaan naar het bestedingsgedrag
van scholieren. Bij dit onderzoek zijn de
scholieren verdeeld in jongens en meisjes
 en in scholieren die wel en geen kleedgeld krijgen.
 Uit dit onderzoek is de prijselasticiteit van de vraag naar spijkerbroeken afgeleid:
Ev
met kleedgeld
zonder kleedgeld
Meisjes
-0,8
-0,2
Jongens
-0,4
?

Slide 20 - Tekstslide

Uit onderzoek blijkt dat jongens zonder kleedgeld minder sterk reageren op een prijsverandering van spijkerbroeken dan meisjes zonder kleedgeld.
Kan het vraagteken in de tabel -0,1 zijn? Verklaar jouw antwoord.

Slide 21 - Open vraag

Spijkerbroeken
Ev
met kleedgeld
zonder kleedgeld
Meisjes
-0,8
-0,2
Jongens
-0,4
?

Slide 22 - Tekstslide

Vlucht uit Nederland 

De Nederlandse regering besloot enige jaren geleden een ticketbelasting in te voeren: een vast percentage belasting op tickets van vluchten die vanaf Nederlandse vliegvelden vertrekken.




Slide 23 - Tekstslide

Ev = prijselasticiteit van de vraag naar vliegtickets.
Vragersgroep
Aandeel in totale vraag
Ev
zakelijke reizigers
25 %
-0,5
niet-zakelijke reizigers
75 %
-1,2

Slide 24 - Tekstslide

Geef een verklaring voor het verschil in prijselasticiteit van de vraag tussen zakelijke en niet-zakelijke reizigers.

Slide 25 - Open vraag

Ev = prijselasticiteit van de vraag naar vliegtickets.
Vragersgroep
Aandeel in totale vraag
Ev
zakelijke reizigers
25 %
-0,5
niet-zakelijke reizigers
75 %
-1,2

Slide 26 - Tekstslide

De niet-zakelijke vraag naar vliegtickets is prijselastisch.

Neemt door de invoering van een ticketbelasting de omzet van vliegmaatschappijen op de niet-zakelijke markt toe, af, of blijft deze gelijk? Motiveer je antwoord.

Slide 27 - Open vraag

Ticketbelasting
Verwachtingen van de regering
De regering verwachtte dat door de invoering van de ticketbelasting de prijs van een vliegticket gemiddeld 10% hoger zou worden. Hierdoor zou naar verwachting het aantal gevraagde vliegtickets voor zowel zakelijke als niet-zakelijke vluchten vanaf Nederlandse luchthavens dalen met 8%. Bij deze schatting werd géén rekening gehouden met andere factoren die van invloed zijn op de vraag naar vliegtickets. 

Slide 28 - Tekstslide

Leg uit dat de regering in haar schatting uitging van een prijsinelastische vraag naar vliegtickets.

Slide 29 - Open vraag

Zou je nu een voorbeeld vanuit de economie kunnen geven waarbij prijs- en/of inkomenselasticiteit gebruikt wordt?
Zo ja, beschrijf je voorbeeld.

Slide 30 - Open vraag

Vind je elasticiteit nog steeds een abstract begrip?
Geef een waarde van 1 (= niet abstract) tot 5 (= erg abstract).

En leg ook uit waarom je nu deze waarde geeft.

Slide 31 - Open vraag

Hebben de verschillende lessen je geholpen het onderwerp Elasticiteiten beter te begrijpen?
Geef een waarde van 1 (= nee, helemaal niet) tot 5 (= ja, heel erg) en leg ook uit waarom je deze waarde geeft.

Slide 32 - Open vraag