In het Frans gebruik je
faire waar je in het Nederlands
zijn gebruikt als je over het weer praat.
Welk weer is het? = il fait quel temps?
Het is warm/koud = il fait chaud / froid
Het is slecht / mooi weer = il fait mauvais/ beau
Het is bewolkt = il fait nuageaux
Het is 18 graden = il fait 18 degrés
Het is - 5 graden = il fait moins 5 degrés