H2 Vaste tekststructuren (2)

Deze les
Nieuw boek --> er is geen vorm waarin ik pas/ Erna Sassen
Herhalen theorie
Zelfstandig werken
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze les
Nieuw boek --> er is geen vorm waarin ik pas/ Erna Sassen
Herhalen theorie
Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Welk doel heeft een tekst met een argumentatiestructuur denk je?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 2 - Quizvraag

Wat bedoelen we met 'aspecten' (aspectenstructuur)?

Slide 3 - Open vraag

Welke kenden we al?
* probleem - oplossingsstructuur

* verklaringsstructuur

* verleden- heden - toekomststructuur

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende tekststructuren
Blz. 44 en 45 van je boek

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten
Klassikaal opdracht 1.
Zelfstandig opdracht 4.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 1 H2 Lezen 
  1. de naam ‘hagelslag’  ---> Zie laatste zin v/d inleiding
  2. vraag/antwoordstructuur – De inleiding bevat een vraag die in de rest van de tekst beantwoord wordt.  --> Zie laatste zin v/d inleiding



Slide 7 - Tekstslide

H2 Lezen
De antwoorden van opdracht 2 H2 Lezen
  • Wat is het onderwerp van de tekst?
  • The C64, een remake van de vroegere spelcomputer Commodore 64
  • Welke structuur heeft tekst 3 en waarom denk je dit?
  • argumentatiestructuur – Aan het eind van de inleiding staat een standpunt en in alinea 4 t/m 7 staan argumenten voor dat standpunt.
  • Wat is het schrijfdoel van de auteur?
  • overtuigen
  • Wat is het standpunt van de auteur?
  • Ik vind dat The C64 behoorlijk tegenvalt. (zie eind eerste alinea)

Slide 8 - Tekstslide

Lezen
  • Het eerste argument staat pas in alinea 4. Wat is dan de functie van al. 2 en 3: anekdote, beschrijving, definitie of toelichting?
  • Beschrijving
  • Met welke argumenten ondersteunt de auteur zijn standpunt?
  • 1) Flink wat bekende games uit de Commodore 64-tijd zitten er niet bij. (2) De games die wel op The C64 staan, zijn bijzonder moeilijk te spelen. (3) Het apparaat is duur: € 80. (4) De gameplay op een plat scherm valt tegen: het is lastig om de games op zo’n scherm te spelen.
  • Aan welke signaalwoorden herken je het tweede, derde en vierde argument?
  • bovendien (al. 5), volgende (al. 6), nog een (al. 7)
  • Met welke conclusie sluit de auteur zijn tekst af? Gebruik één zin en niet meer dan twintig woorden.
  • The C64 biedt maar voor een paar uurtjes vermaak en wordt daarna niet meer gebruikt. (15 woorden)

Slide 9 - Tekstslide

3.  zoals hij zelf zegt/volgens hem zelf, 
  • 4. iets lekkers / voedsel dat als bijzonder aangenaam van smaak wordt beschouwd en meestal tamelijk bijzonder is
  • 5 Uit het Nederlandse ‘hagelslag’ kun je niet goed opmaken wat het precies is. Bovendien denk je bij het woord ‘hagelslag’ aan iets wits of iets van ijs. Uit de Belgische benaming ‘chocoladekorrels’ weet je dat ‘hagelslag’ iets is van chocolade (en dus om op te eten) en uit de benaming ‘muizenstrontjes’ kun je afleiden hoe de ‘korrels’ eruitzien: kleine, donkerbruine staafjes.
  • 6. (1) een eeuw geleden (al. 2); (2) juli 1908; (3) maart 1913 (al. 4); (4) tegenwoordig (al. 4)
 
 
 


Slide 10 - Tekstslide

ARGUMENTATIESTRUCTUUR 

Hoe je van een onoverzichtelijke tekst een duidelijk BLOKJESschema kan maken. 

Zie opdracht 3, vraag 2 van H2 Lezen

Slide 11 - Tekstslide

  • 7. Nee, de auteurs willen geen historisch overzicht geven van ‘hagelslag’ en een verwachting uitspreken met betrekking tot de toekomst van het product. Het gaat vooral om het antwoord op de vraag waar de naam ‘hagelslag’ vandaan komt.
  • 8. Nee, dat is niet erg: het is bij een korte tekst niet per se nodig een slotalinea met een samenvatting of conclusie aan te bieden; dat zou alleen maar tot onnodige herhaling leiden.
 


Slide 12 - Tekstslide

H2 Vaste tekststructuren (2)
Lesdoel: aan het einde van de les kan je verschillende vaste tekststructuren herkennen. 
En kan je de tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van deze eenheden benoemen. 

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatiestructuur

Inleiding: wordt de stelling/standpunt genoemd
Middenstuk: Argumenten voor de stelling
Eventueel tegenargument (+weerlegging)
Slot: herhaling van de stelling + samenvatting argumenten

Slide 14 - Tekstslide

Aspectenstructuur

Inleiding: onderwerp 
Middenstuk: diverse aspecten (delen) van het onderwerp
Slot: samenvatting (maar niet altijd) 

Slide 15 - Tekstslide

Voor- en nadelenstructuur

Inleiding: vraag of een stelling
Middenstuk: de voordelen en de nadelen van de vraag/stelling
Slot: afweging en conclusie


Slide 16 - Tekstslide

Wat is een afweging?

Slide 17 - Open vraag

Wat is een signaalwoord voor een conclusie?

Slide 18 - Open vraag

Vraag-antwoordstructuur

Inleiding: Vraag
Middenstuk: antwoord(en)/in elke alinea stukje van het antwoord
Slot: samenvatting of een conclusie 

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 4  H2 Lezen (blz. 47) 
Hoe? Eerste 15 minuten alleen, daarna mag je fluisterend overleggen met de persoon naast je. Alleen verder werken mag ook. 
Hulp? Vraag hulp aan je buur. Ik loop rond. Ben ik bij jou, kun je mij ook om uitleg vragen.
Tijd? 20 minuten 
Wat doen we ermee? Samen bespreken einde of volgende les
Klaar? Werken aan een ander vak         Niet klaar einde les? Afronden na de les

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Geen HW... Tenzij je bagger hebt gewerkt deze les. Dan schrijf je strafwerk en maak je alsnog opdracht 4 van H2 Lezen af.

Slide 21 - Tekstslide