H3.3 Geld lenen kost geld! (2 lessen)

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na afloop van deze les ken/kan ik ...
  1. ... redenen opnoemen om te lenen
  2. ... kredietkosten berekenen
  3. ... drie vormen van krediet opnoemen
  4. ... uitleggen dat Koop op afbetaling ook lening is

Slide 2 - Tekstslide

Leenmotieven
Geld tekort / Geld nu nodig
Aanschaf duurzaam consumptiegoed
Aanschaf huis

Slide 3 - Tekstslide

Consumptief krediet
  • Een lening aan consumenten

    Consument = een klant

Met een consumptief krediet kan je lenen voor gebruiksgoederen!

Slide 4 - Tekstslide

Soorten consumptief krediet
Consumptief krediet: een lening voor de aanschaf van een durzaam consumptiegoed.

Slide 5 - Tekstslide


Soorten kredieten

Slide 6 - Tekstslide

Kredietkosten
De kredietkosten bestaan uit rente plus soms administratiekosten.

De kredietkosten bereken je als volgt:
            

termijnbedrag x aantal termijnen - krediet

Slide 7 - Tekstslide

Kredietkosten
Je leent €2.000
Je betaalt per keer €60 euro
Dit betaal je in 40 maanden.

Slide 8 - Tekstslide

Maken opgave 5 (blz. 79)
Klaar?: Maken opdracht 1 t/m 4 (blz. 78 +79)



Resultaat: Je weet hoe je kredietkosten moet uitrekenen
timer
8:00

Slide 9 - Tekstslide

Afmaken opgave 1 t/m 5
Klaar: Maken opdracht 6 t/m 10 (blz. 78 +81)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Leenmotieven
Geld tekort / Geld nu nodig
Aanschaf duurzaam consumptiegoed
Aanschaf huis

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 7 bespreken

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 9 - Cirkeldiagram
a. welke formule hebben we nodig?

Slide 14 - Tekstslide

10. Wat is een doorlopend krediet?
A
Je kan tot een maximaal bedrag lenen. Dit mag je in delen of in een keer opnemen.
B
Rood staan
C
Je leent een bedrag en betaalt in gelijke termijnen terug
D
Leasen

Slide 15 - Quizvraag

Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen.
Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.

Van welke twee leenmotieven is hier sprake?
A
tijdelijk geld tekort, onverwacht dringend geld tekort
B
tijdelijk geldtekort, aanschaf duurzaam consumptiegoed
C
onverwacht dringend geld, aanschaf duurzaam consumptiegoed
D
tijdelijk geldtekort, aanschaf huis

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een persoonlijke lening en koop op afbetaling?
A
Bij de één betaal je kredietkosten en bij de andere niet.
B
Bij de één leen je bij de bank en bij de ander bij de winkelier.
C
Bij de één gaat het om een consumptiegoed en bij de andere niet.
D
Bij de één gaat het om een huis en bij de ander op een consumptiegoed.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste omschrijving van een persoonlijke lening?
A
Je mag telkens tot een maximum bedrag lenen. Het bedrag dat je hebt afgelost, mag je opnieuw lenen.
B
Je krijgt een bedrag dat je in een vast aantal termijnen terug moet betalen.
C
Als je meerderjarig bent, dan mag je rood staan op je bankrekening.
D
Als iemand je geld persoonlijk uitleent wat eigenlijk van hem/haar was.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
A
Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
B
Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
C
Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
D
Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.

Slide 19 - Quizvraag

Afmaken opgave 1 t/m 13
Klaar: Maken opdracht 10 t/m 14 van Rekenen (blz. 93)

Slide 20 - Tekstslide