AK - Hoofdstuk 3 deel 2 en 4 deel 1

Keuzedeel pabo - les 4






Hoofdstuk 3. Weer en klimaat en landschappen op aarde deel 2 (3.5)
Hoofdstuk 4. Landschappen in NL (4.1 en 4.2)
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Keuzedeel pabo - les 4






Hoofdstuk 3. Weer en klimaat en landschappen op aarde deel 2 (3.5)
Hoofdstuk 4. Landschappen in NL (4.1 en 4.2)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gaat het met je?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb het huiswerk van H3 n.a.v. les 3 (3.1 tm 3.4)
Gemaakt
Gemaakt en nagekeken
Oeps...

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke landschappen bestaat ons land?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Planning









Vandaag: H3.5 en 3.6: weer, klimaat en landschap & H4
1. 
2
3
4 X
5
6
7
8
H2. De aarde

2.1.-2.4
H2. De aarde

2.5 - 2.6
H3. Weer, klimaat & landschap
Hemelvaart
H3 afronden & H4 landschap. in NL
H4. Landschappen in NL
H5. Bevolking
H5. Bevolking

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma les 4/5
15.00 - 16.30
  • Start
  • Herhaling - oefenvragen les 3 - H3
  • Theorie 3.6 
  • Opdrachten en 3.6 & oriëntatievragen H4
  • Theorie 4.1 en 4.2
  • Opdrachten 4.1 en 4.2
  • Afronding

Daarna... lang weeeekend!

Poster H3 delen:
- Danique/Meike/Maud
- Roos W/Jip/Tess
- Tim/Bram

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen H3 (3.5 en 3.6) en H4
Doelen uit handreiking. De student kan:
H3:
  • 1.3: de ligging van een klimaat verklaren;
  • 1.4: aan de hand van een kaardbeeld van de wereld de ligging vd hoofdklimaten aanwijzen;
  • 1.5: klimaatverandering en de gevolgen daarvan beschrijven en
  • 1.6: elementen van het weer beschrijven en weersveranderingen verklaren.
H4:
  • 1.7: de ligging en kenmerken van Nederlandse landschappen begrijpen;
  • 1.8: de ontstaanswijze van het Nederlandse landschap verklaren.




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblikvraag 1. Bergen in een deel v/d wereld

Op de kaart staan 3 bergen die meer dan 4000 meter hoog zijn.

Bij welke berg ligt de boomgrens het hoogst?
A
Blackburn
B
Chimborazzo
C
Mauna Kea

Slide 8 - Quizvraag

1. Bergen in een deel van de wereld
De boomgrens is de lijn waarboven het te koud is voor bomen om te groeien. De hoogte van deze boomgrens wordt bepaald door de temperatuur en is verschillend per gebied. Er is namelijk een verband tussen de breedteligging (de afstand van de evenaar tot een bepaald punt) en de hoogte van de boomgrens. We kunnen het volgende stellen:

• Hoe verder van de evenaar, hoe lager de gemiddelde temperatuur. Dus: Hoe noordelijker (of zuidelijker) een gebied (of: hoe hoger de breedteligging), hoe lager de boomgrens.
• Hoe dichterbij de evenaar, hoe hoger de gemiddelde temperatuur. Dus: hoe dichterbij de evenaar (of: hoe lager de breedteligging), hoe hoger de boomgrens.
Omdat Chimborazzo van de drie in de vraag genoemde bergen het dichtst bij de evenaar ligt, is het logisch dat hier de boomgrens het hoogst ligt. Het goede antwoord is dus B: Chimborazzo.
Terugblikvraag 2. Klimaten in Australië

Op de kaart zie je de plaatsen Broome en Mackaye in Australië.
Ze hebben verschillende klimaten.

Wat is een belangrijke oorzaak van het klimaatverschil?

A
de ligging ten opzichte v/d evenaar
B
de hoogteligging
C
de zeestroom voor de kust

Slide 9 - Quizvraag

Een klimaat wordt bepaald door de volgende factoren:
• De breedteligging
• hoogteligging ten opzichte van zeeniveau
• afstand tot zee (of de oceaan)
• aanvoer van warmte en kou van elders door wind en water

De plaatsen Broome en Mackay hebben ongeveer dezelfde breedteligging (afstand tot de evenaar) en hoogteligging ten opzichte van zeeniveau. En ook de afstand tot zee (of oceaan) is vergelijkbaar. Het verschil in klimaat wordt dus bepaald door de aanvoer van warmte en kou van elders door wind en water. We zien op het kaartje dat er vlak voor de plaats Mackay sprake is van een warme zeestroom. Bij de plaats Broome ligt er wel een warme zeestroom, maar verder van de kust. Bovendien is er bij deze plaats sprake ook van een koude zeestroom vanuit het zuidoosten. Dit verklaart het verschil in klimaat tussen de twee plaatsen. Het goede antwoord is dus C: de zeestroom voor de kust.
Terugblikvraag 3. Sri Lanka

Van mei tot september heerst in Sri Lanka de zuidwestmoesson.

In welke van de volgende plaatsen op de kaart valt in deze
periode de minste neerslag?

A
in Badulla
B
In Galle
C
In Jaffna
D
in Tricomalee

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een zuidwestmoesson ook alweer? 
Een seizoenswind

Zoals Sanna lizzy en chimene aangaven vorige keer: fungeert hier de gebergte als een soort muur voor de neerslag

13. Sri Lanka
De moesson komt uit het Zuidwesten en komt dus aan land bij Galle en Jaffna. Hier zal veel neerslag vallen doordat de lucht boven het warme land opstijgt en afkoelt. Ook in de plaats Tricomalee (gelegen op 0 – 200 meter hoogte) zal dit gebeuren.
De plaats Badulla ligt wanneer er sprake is van de Zuidwest moesson in de regenschaduw van het Knuckles gebergte (2000 – 5000 meter hoogte) op het midden van het eiland. Er is aan de westkant van dit gebergte sprake van stuwingsneerslag. Bij deze vorm van neerslag wordt lucht een gebergte opgestuwd, koelt vervolgens af en condenseert waarbij wolken ontstaan. Deze koude lucht kan minder waterdamp bevatten en er ontstaat neerslag aan de loefzijde (de kant van een gebergte die aan de windkant ligt). De droge lucht vervolgt haar weg vervolgens aan de lijzijde (de kant van een gebergte die uit de windkant ligt. Ook wel de regenschaduw genoemd). Hier is sprake van weinig tot geen neerslag. De plaats Badulla ligt aan de lijzijde van het Knuckles gebergte. Het goede antwoord is dus A: in Badulla.
Terugblikvraag 4. Dom in Utrecht

In 1674 werd de Utrechtse Dom getroffen door een tornado.
Het middenschip van de kerk veranderde in een puinhoop.

Onder welke omstandigheden kan een tornado ontstaan?

A
bij snel dalende koude lucht
B
bij snel dalende warme lucht
C
bij snel opstijgende koude lucht
D
bij snel opstijgende warme lucht

Slide 11 - Quizvraag

Door de temperatuurstijging meer tornado's
Verschil orkaan en tornado
Orkaan                                     Tornado
- boven zee                               - boven land
- doorsnede: 500-1500 km.         - doorsnede max 1 km
- duur: 5-10 dagen                     - duur: ong. 10 minuten
- oog: groot                               - oog: klein
- zuid-oosten VS                         - Midden VS(tornado alley)
- goed te voorspellen                  - moeilijk te voorspellen   

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Zeestromen: wat valt je op? 

Op noordelijke halfrond draait circulatiepatroon (patroon waarin zeestromen verplaatsen) met wijzers klok mee. Op het zuidelijk halfrond tegen de klok in

Warme stromen brengen warm water naar de polen

Koude zeestromen brengen koud water naar lagere breedtes
3.5 klimaat en kenmerken v.d verschillende landschappen
Tropische regenklimaten
  • Tropisch regenwoudklimaat
  • Savanneklimaat
Droge klimaten
  • Steppeklimaat 
  • Woestijnklimaat

Subtropen (subtropische plantensoorten)
  • Middellandse zeeklimaat
Gematigde gebieden
  • Zee- en landklimaat

Poolgebied
  • Toendraklimaat
  • Poolklimaat 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke klimaatzone ligt het dichts bij de evenaar?
A
De gematigde zone.
B
De droge zone.
C
De tropische zone.
D
De koude zone.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

De komende 10 minuten gaan de leerlingen zelfstandig met de vragen aan de slag. Om de vragen te kunnen beantwoorden moeten de leerlingen het filmpje bekijken. Het is de bedoeling dat de leerlingen het filmpje eerst een keer helemaal bekijken voordat ze de vragen beantwoorden.
Tropisch gebied -> zie figuur 3.22
Tropisch regenwoudklimaat
  • mangrove bos: bos in tropische kustgebied. langs inhammen met zout water
  • Amazonegebied (grootste regenwoud) in Zuid-Amerika, Centraal-Afrika, Indonesië
  • geen seizoenen
  • hoge temperaturen & veel neerslag

Savanneklimaat: tropisch gebied met bomen en struiken
  • tropisch warm maar minder neerslag






Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Droge klimaten (Steppe- en woestijn)
Steppeklimaat: gebied dat te droog is voor bomen (tropen / gematigde breedte)
  • hoge temperaturen en nog minder neerslag
  • grassen en lage struiken


Woestijnklimaat
  • Weinig neerslag en meestal erg warm 
  • Zandwoestijn (Sahara). Kale rotsen
  • Sahara (Afrika) en Grote Victoriawoestijn (Australië), Mongolië (kouder -> buiten trop.gebied)
  • Aquifer: watervoerende gesteentelaag
  • --> Oase: waar het water via aquifer aan oppervlakte komt -> nat gebied met begroeiing
  • Wadi: rivier in een woestijn die meestal droog ligt


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gematigde klimaten
Duidelijke seizoenen
Middellandse zeeklimaat: (mediterraan) - subtropische i.v.m. subtropische gewassen
  • Vochtig klimaat
  • Relatief gematigde temperaturen
  • hete zomers, zachte winters
Zeeklimaat (Nederland)
  • schommelingen v/d temperatuur zeewater
  • loofbomen en naaldbomen
  • niet heel koud in winter niet heel warm in zomer

Landklimaat (Polen)
  • warme zomers en strenge winters
  • loofbomen en/of naaldbomen (taiga -> Noorden & verder van zee te koud voor loofbomen)
-> zoek op afbeelding 3.20 naar voorbeelden van deze gebieden

  • warme zomers en strenge winters


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poolklimaten
Toendraklimaat
  • gebied waar het te koud is voor bomen (struiken en gewassen)
  • lange winters, lage temperaturen - zomer paar weken boven vriespunt
  • permafrost  -> zoek op wat dit betekent -> chat

Poolklimaat (sneeuwklimaat)

Hooggebergteklimaat
  • Hoger dan 1500 meter -> Zoek 3 berggebieden op die hoger zijn dan 1500 meter -> chat
  • verschillende klimaten ivm hoogte

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reis van Ulaanbaatar naar Norilsk

Je reist van Ulaanbaatar, via Irkutsk en
Krasnojarsk naar Norilsk.

Wat is de juiste volgorde van de landschappen
waardoor je achtereenvolgens reist?
A
steppe, taiga, toendra
B
taiga, toendra, steppe
C
toendra, steppe, taiga

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten 3.5 en oriëntatievragen H4
  • Je maakt de vragen uit het werkboek 3.5 & oriëntatievragen H4.1 & H4.2

Klaar? 
  • Lees H4 in het boek
  • Evt. extra opdrachten H3


timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fotografeer de afbeelding op pagina 54 van je werkboek '2 - Waterstand'

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pauze
timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoog-Nederland




  • Heuvellandschap (löss) 4.2.1
  • Zandlandschap 4.2.2
  • Voormalig hoogveenlandschap 4.2.3

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ging deze les?

Slide 27 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Afronding les 4/5
Huiswerk
  • Opdrachten werkboek H4.1 en 4.2 afmaken
  • H4 verder lezen

Volgende week: H4.3 en 4.4 en herhaling

Goed weekend!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke andere zaken hebben invloed op het klimaat?
A
de aanwezigheid van de zee is ook een belangrijke factor.
B
De aanwezigheid van mensen is ook een belangrijke factor.
C
De aanwezigheid van wolken is ook een belangrijke factor.
D
De hoogte van gebieden is ook een belangrijke factor.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk klimaat hoort bij deze klimaatgrafiek?
A
koud klimaat
B
tropisch klimaat
C
gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk klimaat hoort bij deze klimaatgrafiek?
A
Koud klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies