Cellen kgt

Organen en cellen
Cellen
Bronnen:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Organen en cellen
Cellen
Bronnen:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel

3.  Je leert wat een cel is en voorbeelden geven

4. Je leert het verschil tussen een plantencel en een dierlijke cel







Slide 2 - Tekstslide

Wat is een orgaan?
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

Wat is een organenstelsel
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
timer
1:00
organenstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 5 - Sleepvraag


nummer 5
timer
0:20
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 6 - Quizvraag


nummer 2
timer
0:20
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 7 - Quizvraag


nummer 10
timer
0:20
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 8 - Quizvraag


nummer 6
timer
0:20
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag

Slide 9 - Quizvraag


Welke stelsels zie je?
timer
0:20
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 10 - Quizvraag


Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
timer
0:20
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet

Slide 11 - Quizvraag


Cellen
timer
0:20
A
zijn in werkelijkheid platte 'dingen'
B
lijken een beetje op een zakje met wat vocht.
C
zijn groter dan organen
D
zijn helemaal lege 'dingen'

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een organisme?
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

Organen van planten zijn
timer
1:00

Slide 14 - Open vraag

Organen bestaan uit cellen. Een cel is heel erg klein. De cellen zijn de bouwstenen van je organen.

Door een microscoop kun je cellen bekijken. Ze lijken plat maar dat zijn ze in werkelijkheid niet. Er zijn verschillenden vormen, het lijken net zakje die gevuld zijn met water. 
rode bloedcel
Vorm: rond
Kan makkelijk door bloedvat
zenuwcel
Vorm: met lange uitlopers
Kan makkelijk contact maken met verschillende cellen
Soorten cellen
Botcel
Spiercel

Slide 15 - Tekstslide

De vorm van de cel heeft te maken met de functie van de cel. 

Cellen kun je bekijken door een microscoop te gebruiken.

De cellen lijken dan plat in de afbeelding maar jij weet inmiddels dat dit in werkelijkheid niet het geval is. 
rode bloedcel
Vorm: rond
Kan makkelijk door bloedvat
zenuwcel
Vorm: met lange uitlopers
Kan makkelijk contact maken met verschillende cellen
Soorten cellen
Botcel
Spiercel

Slide 16 - Tekstslide

Verschillen tussen plantencellen en cellen van dieren.
Alle cellen hebben een celmembraam, een celkern en cytoplasma. 
Bladgroenkorrels, celwand en grote vacuolen komen alleen voor in plantencellen.

dierlijke cel
plantencel

Slide 17 - Tekstslide


Het hart is:
timer
0:20
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 18 - Quizvraag


Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
timer
0:20
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel

Slide 19 - Quizvraag


De dunne- en dikke darm, de maag en de lever werken samen in het:
timer
0:20
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
spierstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 20 - Quizvraag


De huid is een voorbeeld van:
timer
0:20
A
een orgaan
B
een cel
C
een organisme
D
een organenstelsel

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een cel?
timer
1:00

Slide 22 - Open vraag


Wat is de plantencel?
timer
0:20
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quizvraag


Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
timer
0:20
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag!
Lezen: basisstof 3 cellen
Maken: opdrachten basisstof 3

Slide 25 - Tekstslide

Dit weet je nu
1.  Je kunt vertellen en uitleggen wat een orgaan is en voorbeelden geven

2.  Je kunt vertellen en uitleggen wat een orgaanstelsel is en voorbeelden geven

3.  Je kunt vertellen en uitleggen wat een cel is en voorbeelden geven

4. Je kent het verschil tussen een plantencel en een dierlijke cel

5.  Je kunt van een torso de belangrijkste organen aanwijzen en benoemen





Slide 26 - Tekstslide

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 27 - Open vraag

Organen en cellen
Bronnen:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 28 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les kunnen de leerlingen
  • de definitie van mitose benoemen
  • de reden waarom mitose plaatsvindt benoemen
  • na het bekijken van een filmpje de celdeling beschrijven
  • na het maken van de opdracht de fasen benoemen

Slide 29 - Tekstslide

De mens
  • is opgebouwd door heleboel cellen
  • maken altijd nieuwe lichaamscellen
  • groeien

Slide 30 - Tekstslide

Wat is mitose?
Gewone celdeling, waardoor twee dochter cellen van een moedercel ontstaan.

Slide 31 - Tekstslide

Mitose
  • kerndeling
  • celdeling
  • plasmagroei
  • een moedercel
  • twee dochtercellen

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

wat is de juiste volgorde?
A
mitose - celdeling - celstrekking - plasmagroei
B
celdeling - mitose - celstrekking - plasmagroei
C
mitose - celdeling - plasmagroei - celstrekking
D
celdeling - mitose - plasmagroei - celstrekking

Slide 35 - Quizvraag

Mitose
Meiose

Slide 36 - Sleepvraag

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 37 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een menselijke cel?

Slide 38 - Open vraag

Waar zitten de chromosomen in?

Slide 39 - Open vraag

Wanneer kun je chromosomen zien?

Slide 40 - Open vraag

Hoeveel paar chromosomen heeft de mens?

Slide 41 - Open vraag

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 42 - Quizvraag

Bij de mitose (=gewone celdeling) ontstaan nieuwe cellen die..........
A
Een ander aantal chromosomen heeft
B
Het zelfde aantal chromosomen heeft

Slide 43 - Quizvraag


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 chromosomen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA

Slide 44 - Quizvraag

Hebben plantencellen ook DNA?
A
Ja
B
Nee

Slide 45 - Quizvraag

Waar bestaan chromosomen uit?
A
Celplasma
B
DNA

Slide 46 - Quizvraag