In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
A4 WA H10 voorkennis
Slide 1 - Tekstslide
Planning van deze les
In de les werk je zelfstandig of
In de les herhalen we alle leerdoelen van H10.
Slide 2 - Tekstslide
Ik kan groeifactoren omzetten naar groeipercentages en andersom. (10.1A)
Slide 3 - Tekstslide
Gegeven is de groeifactor hiernaast. Geef aan of er sprake is van procentuele toe- of afnamen en hoe groot deze is.
3,2
Slide 4 - Open vraag
De populariteit van de OV-fiets groeit al jaren. In juni 2016 werden er 215 000 ritten met de OV-fiets gemaakt. Dit aantal neemt sindsdien elke maand met 2% toe. Neem aan dat deze groei nog een tijdje aanhoudt. Stel de formule op van het aantal ritten met de OV-fiets per maand. Neem het aantal ritten R in duizendtallen en de tijd t in maanden waarbij t=0 hoort bij juni 2016.
Slide 5 - Open vraag
Ik kan bij exponentiele groei een verdubbelingstijd berekenen. (10.1B)
Slide 6 - Tekstslide
Het aantal watervlooien in een kweek neemt met 10,4% per dag toe. Na hoeveel dagen het aantal is verdubbeld?
Slide 7 - Open vraag
Ik kan bij exponentiele groei een halveringstijd berekenen. (10.1B)
Slide 8 - Tekstslide
Een insectensoort neemt ieder jaar met een vast percentage af. In 8 jaar tijd is het aantal insecten van deze soort gehalveerd. Met hoeveel procent neemt deze soort per jaar af?
Slide 9 - Open vraag
Ik kan het groeipercentage berekenen bij een andere tijdseenheid. (10.2A)
Slide 10 - Tekstslide
De groeifactor per week is 1,52. Bereken de groeifactor per dag en rond af op 3 decimalen
Slide 11 - Open vraag
De procentuele afname per dag is 0,6%. Bereken de procentuele afname per jaar.
Slide 12 - Open vraag
Ik kan een formule opstellen bij exponentiële groei als er twee punten bekend zijn. (10.2B)
Slide 13 - Tekstslide
Door herintroductie van ooievaars is het aantal ooievaars is sinds 1995 exponentieel toegenomen. In 2008 waren er alweer 700 broedparen in Nederland en in 2016 waren dat er al 1000. Stel de formule op van het aantal broedparen ooievaars N in Nederland. Neem de tijd t in jaren met t=0 in 1995.
Slide 14 - Open vraag
Ik weet wat logaritmen zijn. (10.3A)
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Open vraag
Ik ken de eigenschappen van logaritmen. (10.3B)
Slide 18 - Tekstslide
Gegeven is de formule y = ²log(x). De grafiek bij deze formule is
A
Stijgend
B
Dalend
Slide 19 - Quizvraag
Ik kan logaritmen in formules herleiden naar logaritmen met grondtal 10. (10.3B)
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Open vraag
Ik kan bij formules met exponenten of logaritmes een variabele vrijmaken. (10.3C)
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Open vraag
Ik kan waarden bij een logaritmische schaalverdeling aflezen. (10.4A)
Slide 25 - Tekstslide
Geef de coördinaten van het punt D.
Slide 26 - Open vraag
Ik kan een formule opstellen bij een rechte lijn op logaritmisch papier. (10.4B)
Slide 27 - Tekstslide
In de figuur hiernaast staat hoe vaak per 10 000 jaar (f) een bepaalde waterhoogte W in meters boven NAP wordt bepaald. Waarom is hier bij zowel Hoek van Holland als Vlieland sprake van een exponentieel verband?
Slide 28 - Open vraag
In de figuur hiernaast staat hoe vaak per 10 000 jaar (f) een bepaalde waterhoogte W in meters boven NAP wordt bepaald.
Stel een formule op bij de lijn van Hoek van Holland (HvH).
Slide 29 - Open vraag
Ik kan formules met logaritmen herleiden waarbij ik de vier rekenregels voor logaritme gebruik. (10.4C)
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Open vraag
Gegeven is de formule:
Met hoeveel neemt N toe als x verdrievoudigd? Rond af op 1 decimaal.
N(x)=31,3+24,9⋅log(x)
Slide 33 - Open vraag
Ik kan met behulp van de kettingregel de afgeleide bepalen van een exponentiële functie met grondtal e. (10.5A)
Slide 34 - Tekstslide
Bereken de afgeleide
y=0,4e2,5x
Slide 35 - Open vraag
Bereken de afgeleide
N=10(4+e2t2−8)
Slide 36 - Open vraag
Ik kan met behulp van het natuurlijk logaritme de afgeleide bepalen van exponentiële functie met grondtal g (g>0 en g≠1). (10.5B)