BVJ 6.3 Variatie in Genotypen

Erfelijkheid en evolutie
basisstof 3 Variatie in Genotypen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid en evolutie
basisstof 3 Variatie in Genotypen

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik!

Slide 2 - Tekstslide

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 3 - Quizvraag


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 chromosomen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA

Slide 4 - Quizvraag

Chromosomen komen alleen voor in geslachtscellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen.
Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36

Slide 6 - Quizvraag

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen hebben wij in elke cel?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 8 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 9 - Quizvraag

Waar bestaan chromosomen uit?
A
Celplasma
B
DNA

Slide 10 - Quizvraag

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 11 - Quizvraag

Het genotype van iemand ontstaat
A
bij de geboorte
B
bij de bevruchting
C
tijdens het leven
D
in de eicel

Slide 12 - Quizvraag

het fenotype van iemand ontstaat
A
bij de geboorte
B
bij de bevruchting
C
tijdens het leven
D
bij de bevruchting en tijdens het leven

Slide 13 - Quizvraag

Doel van de les
Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
In een lichaamscel komen chromosomen in paren voor. Een geslachtscel bevat enkelvoudige chromosomen. Welke dat zijn, hangt af van het toeval.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De twee chromosomen van een paar bestaan uit dezelfde genen. 

In de afbeelding  zie je dat aan de breedte van de gekleurde streepjes: die is gelijk. 

De informatie van de twee genen kan verschillen. Dat zie je  aan de kleur van de streepjes: die kan gelijk zijn of verschillend.

Slide 16 - Tekstslide

Chromosomenparen & Genenparen
Je hebt chromosomen in paren. 1 van je vader en 1 van je moeder. 

Maar dus ook genenparen; 
Het gen van de vader en het gen van de moeder vormen samen een genenpaar.

Slide 17 - Tekstslide

Genenpaar
Het gen van de vader en het gen van de moeder vormen samen het genenpaar. 

Ieder genenpaar is verantwoordelijk voor 1 erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld: oogkleur.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
Welk chromosoom van een paar terechtkomt in een geslachtscel, hangt af van het toeval. 
Er zijn veel verschillende combinaties mogelijk.
Hierdoor is er veel variatie in de genotypen van de nakomelingen. 

De fenotypen verschillen daardoor ook 
veel van elkaar.

Slide 20 - Tekstslide

Dominante en recessieve eigenschappen
Dominant betekent de boventoon voeren of de baas zijn.
Een dominante eigenschap is in het fenotype altijd zichtbaar als deze in het genotype aanwezig is.
(een dominante eigenschap wordt met een HOOFDletter geschreven).
Dus bij een heterozygoot (twee verschillende genen). Zal je alleen de eigenschap van het dominante allel zien. 

Bijvoorbeeld: Sproetjes zijn dominant over geen sproetjes:
Het allel voor Sproetjes:'S',
Het allel voor geen sproetjes:'s'
Iemand die van zijn moeder de "S" heeft gekregen (dus sproetjes) en van zijn vader de 's' (dus geen sproetjes), zal sproetjes hebben. 

Slide 21 - Tekstslide

Eigenschappen
  • Papa en mama zijn beide heterozygoot voor de eigenschap haarkleur.

  • Ze hebben beide donker haar, omdat het gen voor een donkere kleur dominant is (overheerst). Het gen voor rode kleur is recessief (wordt onderdrukt).

Slide 22 - Tekstslide

Eigenschappen
  • Heb je twee dezelfde genen voor haarkleur? Dan ben je homozygoot voor de eigenschap haarkleur.

  • Heb je twee verschillende genen voor haarkleur? Dan ben je heterozygoot voor de eigenschap haarkleur.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Mutaties
  • Chromosomen bestaan uit DNA
  • DNA kan beschadigt raken bv bij celdeling of door straling
  • de informatie voor erfelijke eigenschappen kan veranderd zijn
  • Dit noemen we een mutatie
  • als een mutatie zichtbaar is in het fenotype noemen we zo een organisme een mutant

Slide 25 - Tekstslide

Mutagene invloeden - mutageen

Slide 26 - Tekstslide

Effect van Mutaties
Wanneer een mutatie tot uiting komt in het fenotype spreek je van een mutant

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Kanker
Mutaties die invloed hebben op celdeling. 
De cel gaat zich ongeremd delen. 
Er ontstaat een gezwel. 
Als deze kwaadaardig is kunnen kankercellen  in het bloed terecht komen - uitzaaien. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Aan het werk! Bio!
Wat? 6.3 Variatie in genotypen- opdrachten 1 t/m 10.
Opdracht 7 maak je in je boek of op papier 

Waar? In je online boek via SOM

Klaar? Test jezelf. 
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide