Examenidioom

Examentraining Duits
Examenidioom
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining Duits
Examenidioom

Slide 1 - Tekstslide

Was weißt du schon?
Een woord opzoeken kost veel tijd en gaat ten koste van je concentratie. 
Daarom is het nuttig veelvoorkomende examenvragen en het examenidioom uit je hoofd te leren.

Slide 2 - Tekstslide

Was möchte der Verfasser im 5. Absatz betonen ?

Slide 3 - Open vraag

Welche Aussage stimmt mit dem Text überein ?

Slide 4 - Open vraag

Welche Ergänzung passt in die Lücke in Zeile ......

Slide 5 - Open vraag

Verbanden en functiewoorden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Einschränkung
A
beperking
B
uitbreiding
C
concretisering
D
versterking

Slide 8 - Quizvraag

Schlussfolgerung
A
tegenstelling
B
voorwaarde
C
conclusie
D
uitbreiding

Slide 9 - Quizvraag

Steigerung
A
voorbeeld geven
B
versterking
C
samenvatting
D
vermeerdering

Slide 10 - Quizvraag

Bedingung
A
betekenis
B
voorwaarde
C
reden
D
bevinding

Slide 11 - Quizvraag

Zweck
A
regel
B
doel
C
feit
D
opzicht

Slide 12 - Quizvraag

Mangel
A
tekort
B
mening
C
bron
D
voorbehoud

Slide 13 - Quizvraag

Quelle
A
onderzoek
B
gevolg
C
bron
D
resultaat

Slide 14 - Quizvraag

zeigen
A
beloven
B
beweren
C
waarnemen
D
laten zien

Slide 15 - Quizvraag

conclusie
bevestiging
Das Fazit
zum Schluss
Selbstverständlich
also
tatsächlich
wirklich
zweifellos
zusammenfassend
Klar
folglich

Slide 16 - Sleepvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je van een concreet voorbeeld naar een generalisering gaat?
A
Schlussfolgerung
B
Relativierung
C
Konkretisierung
D
Verallgemeinerung

Slide 17 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je van een algemene uitleg naar een tastbaar voorbeeld gaat?
A
Schlussfolgerung
B
Relativierung
C
Konkretisierung
D
Verallgemeinerung

Slide 18 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je nieuwe informatie geeft over iets dat je net genoemd hebt?
A
Erweiterung
B
Beschränkung
C
Schlussfolgerung
D
Relativierung

Slide 19 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je een net genoemd argument minder sterk maakt?
A
Erweiterung
B
Beschränkung
C
Schlussfolgerung
D
Relativierung

Slide 20 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je een net genoemd argument nog sterker maakt?
A
Steigerung
B
Beschränkung
C
Schlussfolgerung
D
Beispiel

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Lesen: Text 6 oder 11

Slide 23 - Tekstslide