Periode 2: Keuzevoorzetsels uitleg

Naamvallen
Keuzevoorzetsels
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Slide 1 - Tekstslide




aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer,  gegenüber, entgegen


durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang
Weet je het nog?

--> hierna komt altijd de 3e naamval (Dativ)


--> hierna komt altijd de 4e naamval (Akkusativ)

Slide 2 - Tekstslide

Ich fahre mit d.. Zug (m)
A
der
B
das
C
dem
D
die

Slide 3 - Quizvraag

Er kommt aus d.. Wohnung (v).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 4 - Quizvraag

Meine Schwester ist bei d..... Zahnarzt(m).
A
der
B
dem
C
die
D
das

Slide 5 - Quizvraag

Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 6 - Quizvraag

Die Blume ist für ............ Opa.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 7 - Quizvraag

Ohne ........... Vater werde ich es nicht tun.
A
mein
B
meiner
C
meinen
D
meine

Slide 8 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels


Jullie weten dat er voorzetsels zijn die een derde naamval krijgen en voorzetsel met een vierde naamval. We gaan hier nog een groep aan toevoegen.
 
Kijk eerst het instructiefilmpje op de volgende slide

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

an
 auf
hinter
neben
in
unter
über
 vor
zwischen

aan
op
achter
naast
in/naar
onder
over/boven
voor
tussen

Slide 13 - Tekstslide

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                                                       wann? (=wanneer)


ERGENS ZIJN

Slide 14 - Tekstslide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 15 - Tekstslide

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN

Slide 16 - Tekstslide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 17 - Tekstslide

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich. 
 

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel keuzevoorzetsels kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen (mv).
B
Ich sitze neben den Frauen.
C
Ich gehe in das Schwimmbad(o)
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 20 - Quizvraag

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 21 - Quizvraag

Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?

Slide 22 - Quizvraag

Dieser Satz ist richtig!!!
Dieser Satz ist leider falsch
Wir müssen über deinem Bruder sprechen!
Der Ball rollt unter das Auto
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer
Ich wohne über dem Geschäft 
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch 
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch

Slide 23 - Sleepvraag

Der Hund legte sich unter d.. Stuhl (m).

Slide 24 - Open vraag

Vul in.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 25 - Open vraag

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 26 - Open vraag

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 27 - Quizvraag

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 28 - Quizvraag

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 29 - Quizvraag

Der Vater wartet auf d.. Ankunft (v) des Zuges.

Slide 30 - Open vraag

Es fällt hinter dein... Stuhl (m).
A
deinem
B
deinen

Slide 31 - Quizvraag

Er spricht nicht über sein... Schüler(mv).
A
seine
B
seinen

Slide 32 - Quizvraag

Wir sitzen auf ...... Boden(m).


Tip
Sitzen = zitten
A
den
B
dem
C
das
D
der

Slide 33 - Quizvraag

Unter kein.. Bedingung (v) fahre ich mit dem Auto.

Slide 34 - Open vraag

Wir setzen uns auf ...... Boden(m).


Tip
sich setzen = gaan zitten
A
den
B
dem
C
das
D
der

Slide 35 - Quizvraag

Die Schüler sprechen über d.. neue Deutschlehrerin (v).

Slide 36 - Open vraag

An welch.. Tag kommt ihr denn an?

Slide 37 - Open vraag

Der Torwart stand zu weit vor sein.. Tor (o).

Slide 38 - Open vraag

Ik begrijp de keuzevoorzetsels en kan deze toepassen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Lastig?
Om verder te oefenen: op de volgende slide staat een uitlegvideo en daarna is er nog een extra opgave. 
Goed lezen!

Slide 40 - Tekstslide

0

Slide 41 - Video

Slide 42 - Link

Mache jetzt die Aufgaben!

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Link

Mache die Aufgaben auf Classroom!



...... Viel Erfolg
timer
0:30

Slide 45 - Tekstslide

Eine Eselsbrücke zum Schluss...

Slide 46 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
Sommige voorzetsels hebben in het Duits een vaste naamval.

Andere kunnen zowel vast een 4e als een 3e naamval krijgen.

Gelukkig is hier een makkelijk ezelsbruggetje voor!

Slide 47 - Tekstslide

Ezelsbruggetje
Een auto met vier wielen rijdt

Een auto met drie wielen staat stil

Beweging is 4e naamval
Bevinden is 3e naamval.

Slide 48 - Tekstslide

Mache jetzt die Aufgaben im Buch oder ONLINE

Kapitel 2 § 4
- S. 72/73: Aufgabe 34
- S. 74-76: Aufgaben 35-39

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide