P2 Leesvaardigheid les 5

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Feiten en meningen
Objectief vs. subjectief





Objectiviteit zijn feiten, zij staan los van een mening en zijn dus ook onpartijdig. Dingen die je in school leert zoals formules zijn objectief, dit zijn feiten en staan volledig los van partijen of een bepaalde kleur. Veel kranten of andere nieuwsbronnen willen voor een volledige objectiviteit gaan, maar in de praktijk is dit nog erg moeilijk. 
Er zijn mensen bij die menen dat volledige objectiviteit ook eigenlijk niet bestaat. Zij menen dat bij bijvoorbeeld een artikel in de krant altijd wel een vleugje van een mening doorheen zit van de schrijver. Of dit nou bedoeld of onbedoeld is, om iets volledig neutraal opschrijven is erg lastig.
Een artikel of reclame waar dus een duidelijke mening doorheen verweven is noemen wij subjectief. Het tegenovergestelde van objectief dus. De meeste reclames zijn volledig subjectief. In elke reclame hoor je wel waarom een bepaald product het beste is en waarom de concurrentie minder goed is, ook al is dit meestal niet waar of is er geschommeld met de feiten.
Kranten of nieuwssites zijn soms ook subjectief. De subjectiviteit is te voelen aan kleine nuance verschillen tussen bronnen of het is te voelen aan het nieuws dat naar buiten wordt gebracht. Zo worden sommige mensen slecht of goed afgebeeld door verschillende sites, omdat de schrijver of uitgever een bepaalde mening heeft.

Slide 2 - Tekstslide

Om 12 uur is er een inbraak gepleegd.
A
objectief
B
subjectief

Slide 3 - Quizvraag

Het is het mooiste huis van de straat.
A
objectief
B
subjectief

Slide 4 - Quizvraag

Op de achterdeur zijn inbraaksporen zichtbaar.
A
objectief
B
subjectief

Slide 5 - Quizvraag

De jongens van de buurt hebben de inbraak waarschijnlijk gepleegd, want zij zijn altijd uit op rottigheid.
A
objectief
B
subjectief

Slide 6 - Quizvraag

2

Slide 7 - Video

Wat moet je doen? 


Opdracht 1 van 4.1 op pagina 80


Gebruik zo nodig p. 210



Slide 8 - Tekstslide

00:00
Noteer alle feiten die je hoort tijdens het filmpje. 

Slide 9 - Tekstslide

07:15
Welke feiten heb
je gehoord?

Slide 10 - Woordweb

Drogredenen (p. 210)
  • Generalisatie

  • Onjuist beroep op autoriteit

  • Cirkelredenering



Op grond van een/een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.
Vb: Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.
Beroep doen op een persoon, terwijl die persoon niets van het onderwerp afweet, of belang heeft bij de zaak.
Vb: Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
Herhaling van je standpunt, maar dan anders geformuleerd.
Vb: Ik vind hem niet aardig, want ik mag hem niet zo.
Vb: Nederlands is een bruikbaar studievak, want je hebt er veel aan.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat moet je doen? 


1.5 Feit, mening en argument


Slide 13 - Tekstslide