H3 par. 2 De Franse revolutie

Tijd van pruiken en revoluties
Politieke revoluties
Par. 3.2 De Franse Revolutie
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tijd van pruiken en revoluties
Politieke revoluties
Par. 3.2 De Franse Revolutie

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten H3
27. De Verlichting
28. Het ancien régime en verlicht absolutisme
30. De democratische revoluties

Slide 2 - Tekstslide

Invalshoeken
  • Economisch: 
  • wat zijn de middelen van bestaan? 
  • Denk hierbij bijvoorbeeld jagen en verzamelen, landbouw, industrie. 
  • Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
 

Slide 3 - Tekstslide

Invalshoeken
  • Politiek-bestuurlijk: 
  • hoe wordt de samenleving bestuurd? 
  • Wie is de baas? 
  • Welke regels en wetten zijn er?
  • Wie controleert de wetten en wie voert ze uit?
 

Slide 4 - Tekstslide

Invalshoeken
  • sociaal: 
  • dit gaat bijvoorbeeld over de leefomstandigheden van mensen en de verschillende sociale lagen. 
  • Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk? 
  • Leven de mensen in de stad of op het platteland?

Slide 5 - Tekstslide

Invalshoeken
  • cultureel: wat denken en voelen de mensen en hoe uitten ze dit?
  • bijvoorbeeld in hun gewoontes en regels, 
  • geloof, 
  • kunst en 
  • wetenschap. 

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe de Franse Revolutie begon en wat daarvan de oorzaken waren.
  • Je kunt uitleggen welke politieke en sociale veranderingen het gevolg waren van de Franse Revolutie.
  • Je kunt uitleggen hoe de Franse Revolutie uitliep op een schrikbewind.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 7 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Aan het einde van de 18e eeuw was Lodewijk XVI koning van Frankrijk.  
  • Hij had alle macht in handen, zoals dat al eeuwen zo was in Frankrijk:
  • absoluut vorst. 

Slide 8 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Lodewijk XVI regeerde vanuit Versailles, zijn paleis net buiten Parijs. 

Slide 9 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Bij het besturen liet Lodewijk XVI zich adviseren door geestelijken en edelen. 
  • Later zouden we deze bestuursvorm het ancient régime noemen.  

Slide 10 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Toen Lodewijk XVI koning werd, waren er grote problemen.  
  • ‘Frankrijk was wel welvarend, maar toch dreigde het bestuur haast failliet te gaan rond 1788. 
  • De uitgaven aan oorlogen waren te hoog.  
  • Er waren teveel schulden die weer zorgden voor hoge rentes die betaald moesten worden. 


Slide 11 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Een ander probleem waren de uitgaven van het koninklijk echtpaar.  
  • De Franse koningin Marie Antoinette was niet populair in Frankrijk. 
  • Ze gaf veel geld uit!

Slide 12 - Tekstslide

Een machtige vorst
  • Frankrijk  dreigde zelfs failliet te gaan.
  • In 1788 wilde Lodewijk daarom nieuwe belastignen invoeren.

Slide 13 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  •  Daarvoor had hij de goedkeuring van de Staten-Generaal nodig. 
  • Die waren al 175 jaar niet meer bij elkaar geweest.  

Slide 14 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • De vertegenwoordigers van de 3e stand roken hun kans: eindelijk mochten ze meepraten over het bestuur.

Slide 15 - Tekstslide

Lodewijk XIV was een absoluut vorst? Wat hield dit in?

A
Hij had samen met de Staten-Generaal de meeste macht
B
Hij had alle macht en hoefde aan niemand verantwoording af te leggen
C
Hij hoefde aan niemand verantwoording af te leggen, behalve God
D
Er was absoluut niks wat hem af kon houden van de macht

Slide 16 - Quizvraag

Hoe komt het dat de schatkist van Frankrijk bijna leeg was?
A
Te dure oorlogen
B
Teveel schulden, waardoor hoge rentes
C
De uitgaven van het koningspaar
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 17 - Quizvraag

Hoe wilde Lodewijk XVI de geldproblemen oplossen?

Slide 18 - Open vraag

Lodewijk XVI riep de Staten-Generaal bij elkaar in 1789.
Wat is de Staten-Generaal?
A
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 1e en 2e stand.
B
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 1e, 2e en 3e stand.
C
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 3e stand.
D
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 2e stand.

Slide 19 - Quizvraag

Waarom was het bijzonder dat Lodewijk XVI de Staten-Generaal bij elkaar riep?
A
Een absoluut vorst regeert alleen
B
Dit was al 175 jaar lang niet voorgekomen
C
A en B zijn allebei juist
D
A en B zijn allebei onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • In 1789 kwam de Staten-Generaal bijeen. 
  • Er ontstond al snel ruzie over de manier van stemmen...

Slide 21 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • 1e en 2e stand wilden stemmen per stand: elke stand 1 stem​ 
  • 3e stand wilden stemmen per hoofd: elk persoon had 1 stem.  Dat zou eerlijker zijn. ​
  • De standen werden het niet eens en de 3e stand vertrekt.​
  • Ze richtten een nieuwe volksvergadering op: Nationale Vergadering.


Slide 22 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Vertegenwoordigers van de 1e en 2e stand sloten zich bij de Nationale vergadering aan.
  • De koning kon hierdoor niet anders dan de Nationale Vergadering te erkennen: veel macht.
  • Ondertussen kwamen overal in Frankrijk boeren en burgers in opstand: bang om de macht weer te verliezen.


Slide 23 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Op 14 juli 1789 trokken boze Parijzenaars naar de Bastille op zoek naar wapens:​ een gevangenis.
  • De menigte bestormde het gebouw, vermoorde de directeur en trokken door de stad met zijn hoofd op een lans.​ 
  • Dit was het begin van de opstand van de bevolking: ​ 
  • de Franse Revolutie. ​

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Waarover ontstond ruzie in de Staten-Generaal in Frankrijk?
A
De manier van stemmen
B
Het verhogen van de belastingen
C
De macht van Lodewijk XVI
D
Geldgebrek van Frankrijk

Slide 26 - Quizvraag

De 1e en 2e stand wilden per stand stemmen over belastingverhoging
Wat was hier oneerlijk aan?

Slide 27 - Open vraag

Welke gebeurtenis is de aanleiding voor de Franse Revolutie?
A
Het uitroepen van de Nationale Vergadering
B
De bestorming van de Bastille
C
De ruzie over de manier van stemmen in de Staten-Generaal
D
De schatkist van Frankrijk is leeg

Slide 28 - Quizvraag

Een nieuwe samenleving
  • Tussen 1789 en 1792 veranderde er veel in Frankrijk.
  • Paar weken na de bestorming van de Bastille schafte de Nationale Vergadering de privileges van de 1e en 2e stand af.
  • Vlak daarna namen zij de Verklaring van de rechten van de mensen en burger aan.

Slide 29 - Tekstslide

  • De tekst ging over de grondrechten van elke Franse burger.
  • Iedereen heeft voortaan dezelfde rechten en plichten.  

Slide 30 - Tekstslide

Een nieuwe samenleving
  • Over een nieuw bestuur werd de Nationale Vergadering het minder snel eens.
  • Pas in 1791 een grondwet, waarin stond hoe Frankrijk zou worden bestuurd:
  • Er kwam een scheiding van de drie machten.
  • Einde absolute macht van de koning!

Slide 31 - Tekstslide

Een nieuwe samenleving
  • Lodewijk XVI moest wetten uitvoeren bedacht door de Nationale Vergadering.
  • De leden van de volksvergadering werden gekozen: alleen rijke burgers hadden stemrecht.

Slide 32 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • Veel edelen vluchtten naar het buitenland: voelden zich bedreigd.
  • De koning probeert in 1791 ook te vluchten: mislukt.
  • Kort daarna brak er een oorlog uit tussen Frankrijk en Oostenrijk: veel Fransen zijn bang dat Europese vorsten Frankrijk zouden binnenvallen om de revolutie terug te draaien.

Slide 33 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • Lodewijk XVI werd beschuldigd van landverraad.
  • Hij werd in 1792 gearresteerd en afgezet.

Slide 34 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • In 1793 werd hij ter dood veroordeeld en onthoofd. 

Slide 35 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde?
A
Verklaring van de rechten van mens & burger - grondwet - afschaffing privileges 1e en 2e stand
B
Afschaffing privileges 1e en 2e stand - verklaring van de rechten van mens & burger - grondwet
C
Grondwet- verklaring van de rechten van mens & burger - afschaffing privileges 1e en 2e stand

Slide 36 - Quizvraag

In de grondwet werd een scheiding van machten vastgelegd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quizvraag

In welk jaar werd Lodewijk XVI afgezet als koning en gearresteerd?
A
1789
B
1791
C
1792
D
1793

Slide 38 - Quizvraag

Tijdens de Revolutie werd de Franse koning onthoofd. Welke Lodewijk?
A
Lodewijk XIII
B
Lodewijk XIV
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XVI

Slide 39 - Quizvraag

De Revolutie ontspoort
  • Tot dan waren de gematigden de baas in de Nationale Vergadering: wel veranderingen, maar niet te snel en minder vergaand. Fransen ontevreden!
  • Oorlogen verliepen slecht.
  • Armen niet op vooruitgegaan & geen invloed op bestuur.
  • Armen wilden kiesrecht voor alle mannen. 

Slide 40 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • Radicalen (snelle & grote veranderingen) grepen de macht.
  • Leider: Maximilien Robespierre.
  • Gewone volk meer invloed!

Slide 41 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • Radicalen waren erg wantrouwig: iedereen die ook maar een beetje gematigd was, was een vijand. 
  • Iedereen die niet meewerkte: guillotine. 

Slide 42 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • 1793-1794 periode van Terreur.
  • 40.000 Fransen werden ter dood gebracht.

Slide 43 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde?
A
Lodewijk XVI afgezet - periode van Terreur - gematigden de baas
B
Periode van Terreur - gematigden de baas - Lodewijk XVI afgezet
C
Gematigden de baas - Lodewijk XVI afgezet - periode van Terreur
D
Lodewijk XVI afgezet - gematigden de baas - periode van Terreur

Slide 44 - Quizvraag

Robespierre was de leider van de...
A
Gematigden
B
Radicalen

Slide 45 - Quizvraag

Wat past bij de radicalen?
A
snelle & grote veranderingen
B
wel veranderingen, maar niet te snel en te groot

Slide 46 - Quizvraag

Schrijf 2 dingen op die je vandaag geleerd hebt.

Slide 47 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 48 - Open vraag