Herhaling diverse grammatica onderdelen

HAY, ESTAR, SER
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

HAY, ESTAR, SER

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer
gebruik je 

HAY,

ESTAR,

SER?

Slide 2 - Tekstslide

Ezelsbruggetje ESTAR / SER
  • Voor naam, lengte, beroep, karakter en andere vaste eigenschappen gebruik je serBij ser hoort ook de vraag HOE, WAT of WIE
  • Voor plaats/ ligging én tijdelijke fysieke of emotionele  toestand gebruik je estar. Bij estar hoort ook de vraag WAAR (bepaald)  

Slide 3 - Tekstslide

Ezelsbruggetje ESTAR / HAY
  • Voor woorden waar de of het (el, la, los, las) voor staat, gebruik je estar
  • Bij woorden waar een (un, una), een paar (unos, unas), telwoorden (dos, tres etc.) of een onbepaalde hoeveelheid (muchos, pocos) voor staat, gebruik je hay.  

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

LLAMARSE en andere wederkerende werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video



yo

él / ella /usted

nosotros/ nosotras

vosotros/ vosotras

ellos/ellas / ustedes



me    llamo   (ik heet)

te      llamas ( jij heet)

se     llama   (hij/ zij/ u heet) 

nos  llamamos (wij heten)

os     llamáis (jullie heten)

se     llaman (zij heten)


LET OP: Je moet ALTIJD twee woorden invullen bij vragen over -SE werkwoorden !!!

Llamarse = heten

Slide 8 - Tekstslide

Zet de juiste vorm van Llamarse in de volgende zinnen:
1. ¡Hola! (yo / Llamarse)_____ ____________Laura.
2. Mi madre (ella / Llamarse) ___ _________ Carmen y mi padre (él/ Llamarse)___ ______________Ricardo.
3. Tenemos dos perros (ellos/Llamarse)___ __________ Cro y Queta
4 ¿Cómo ( tú/ Llamarse)___ _____?
5 Nosotros (Llamarse)___ _______ García.
6¿Vosotros ( Llamarse)_____ ___________ Ramiro y Marta?

Slide 9 - Open vraag

Hola,  (llamarse) Roberto.
Cuando (levantarse), (ducharse) y  (cepillarse) los dientes y (peinarse) el pelo. 
Después (afeitarse), pero hoy no. 
Es que la espuma se ha agotado....

Pienso que mi hijo también (afeitarse) con mi espuma de afeitar...
Zet deze wederkerende werkwoorden in de yo vorm
TAREA: zet de werkwoorden in deze tekst in de juiste vervoeging. Schrijf ze op in je schrift

Slide 10 - Tekstslide

Hoe zeg je in het Spaans wat je binnenkort gaat doen?
De nabije toekomende tijd (el futuro próximo)
Je hebt 3 dingen nodig:
  1. Een vervoeging van het werkwoord IR (gaan)
  2. A
  3. een heel werkwoord: ser, hablar , escribir, comer etc.

Ejemplos: 
Este fin de semana voy a relajar, 
Vamos a comprar patatas fritas.
Esta noche va a hablar con su novia.


  Formule : IR + A + HEEL WW

Slide 11 - Tekstslide

Je hebt dus IR nodig...
yo
VOY
ik ga
VAS
jij gaat
él, ella, usted
VA
hij, zij, u gaat
nosotros/ -as
VAMOS
wij gaan
vosotros/ -as
VAIS
jullie gaan
ellos, ellas, ustedes
VAN
zij gaan

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden waarbij 
de klank verandert 

Slide 13 - Tekstslide

Verbos irregulares
Er zijn onregelmatige werkwoorden:
  1. - die geheel afwijken (zoals SER, IR)
  2. - waar alleen de 1e persoon afwijkt. (zoals ESTAR)
  3. - die klinkerwisselingen in de stam hebben. (zoals QUERER)
  4. - waar de eerste persoon afwijkt én die een klinkerwisseling hebben. (zoals TENER)

Onregelmatige werkwoorden

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Werkwoorden met klankverandering in de stam 
(pág. 49 de tu libro rojo)
Hay 4 grupos:
1.  cerrar (e >ie)
2. poder ( o>ue)
3. jugar (u_ue)
4. pedir (e>i)

Slide 16 - Tekstslide

Unos ejemplos
1. cerrar (e >ie) : sentir, empezar, perder ,querer y tener

2. poder (o>ue): encontrar, costar, dormir y volver

3. jugar (u>ue): -

4.pedir (e>i): servir, vestir, repetir y seguir
TAREA: Zoek de betekenis van deze werkwoorden op (10m) en schrijf ze in je schrift.

Slide 17 - Tekstslide

unos ejemplos
1. cerrar (e >ie) : sentir, empezar, perder ,querer y tener
>> voelen, beginnen, verliezen, willen, hebben
2. poder (o>ue): encontrar, costar, dormir y volver
>> kunnen, ontmoeten /tegenkomen, kosten, slapen, terugkeren
3. jugar (u>ue): - spelen
4.pedir (e>i): servir, vestir, repetir y seguir
>> vragen/ bestellen, serveren, aankleden, herhalen, volgen
TAREA: Zoek de betekenis van deze werkwoorden op (10m) en schrijf ze in je schrift.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

VERBUGA
Oefen het vervoegen van werkwoorden met 

  • selecteer links de werkwoorden die je wilt oefenen
  • selecteer rechts 'presente' 
  • kies voor willekeurig (linksonder)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link