In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Par. 4.3
Machtige heren, halfvrije boeren
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Je hebt je tekstboek nodig, verder heb je in een tabblad GWP openstaan
Herhaling par. 4.2 middels korte quiz
Uitleg bij par. 4.3
Filmpjes
Quizvragen
Nieuwe rooster: toets of webquest Vikingen dinsdag 14 februari
Als je vragen hebt schrijf je in voor KWT geschiedenis
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’? Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden
Slide 3 - Quizvraag
Een vrouwelijke monnik wordt een non genoemd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Monniken bidden zeventien keer per dag
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.
Slide 6 - Quizvraag
Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
Slide 7 - Sleepvraag
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
waardoor boeren in de landbouwsamenleving halfvrij waren
hoe de landbouw was georganiseerd
welke social verhoudingen er waren
welke handel er was
Slide 8 - Tekstslide
Kenmerkend aspect bij deze paragraaf:
hofstelsel en horigheid
Slide 9 - Tekstslide
Hofstelsel
Door de volksverhuizingen kwam er een einde aan de Romeinse tijd. Daardoor kwam een einde aan de landbouwstedelijke samenleving. In Europa was er weer een landbouwsamenleving. Bovendien was het er veel onzekerheid en onveiligheid.
Veel boeren waren voor hun bescherming afhankelijk van edelen of een klooster. Deze hadden namelijk een hof op hun domein, dat was beschermd
In ruil voor die bescherming leverden de boeren wel hun vrijheid in.
Slide 10 - Tekstslide
0
Slide 11 - Video
Het domein
Door die onveiligheid (oorzaak) ontstonden er beveiligde dorpen (gevolg).
Een dorp met landbouwgrond heette een domein.
De leenman, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.
Hij woonde soms in een houten kasteel en soms in een grote boerderij.
Vrije boeren 'verkochten' zichzelf aan de leenman om bescherming te krijgen, ze werden horigen.
Let op, kastelen in de vroege middeleeuwen waren van hout en een kasteel in die tijd was vaak niet meer dan een grote toren. Dat is dus iets anders dan de grote kastelen van steen die wij nu nog kennen. Het kasteel was vaak op een heuvel gebouwd, dan had de leenman veel overzicht en was hij veiliger.
Slide 12 - Tekstslide
Het kasteel was niet meer dan een versterkte wachttoren. Hier woonde de leenheer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden zoals bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de leenheer. De wapenuitrusting moesten ze dan zelf betalen.
De akkers van de leenheer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was.
De grote boerderij (hoeve) is van de leenheer. Hier woonde de leenheer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast de boerderij woonden de horige boeren als er gevaar dreigde, zoals oorlog.
Bij het grote boerderij waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten de veilige muren
Het domein was eigendom van de heer die daar met zijn horigen woonde. Het domein was een dorp dat helemaal voor zichzelf kon zorgen, zij hadden dus niemand anders nodig.
Op het domein waren de huizen van hout gemaakt. Het enige gebouw dat van steen gebouwd was, was de kerk. Geloof was voor de mensen in de middeleeuwen namelijk erg belangrijk en in Europa was bijna iedereen christelijk.
Slide 13 - Tekstslide
Veel plichten, weinig rechten
Iedereen op het domein van de leenman hoorde bij het domein.
De boeren werden horigen van de leenman: ze moesten gehoorzaam zijn en waren zijn eigendom.
Om op de grond van de leenman te wonen, moest je belasting betalen.
De horigen waren ook verplicht om herendiensten(klusjes)te doen.
Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen.
Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Het hofstelsel
Het domein werd soms ook wel het hof genoemd
De horigen werkten dus op het hof van de heer
Daarvoor gaf de heer bescherming op het hof
Deze afspraak noemen we het hofstelsel
Slide 16 - Tekstslide
Hofstelsel
Boeren
Slide 17 - Tekstslide
Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
Boeren
Slide 18 - Tekstslide
Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer (de heer)
De heer geeft
Bescherming
Landbouwgrond
Boeren
Slide 19 - Tekstslide
Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer (de heer)
De heer geeft
Bescherming
Landbouwgrond
In ruil geeft de boer:
Deel van oogst
Herendiensten
Horigen
Slide 20 - Tekstslide
De edelen
Eignaars van de grond, bestuurden het land, zorgden voor rechtspraak en voerden oorlog
Huis van de heer
Vaak niet meer dan een iets groter houten huis met een muur. Hierkonden de boeren schuilen bij een aanval.
Ophaalbrug
Kan gesloten worden bij een aanval
Gracht
Extra verdediging tijdens een aanval
Simpele huizen
Binnen de muren voor de belangrijkste mensen
Boomgaard
Ook binnen de muren werd voedsel verbouwd. Alle opbrengst hier was voor de heer
Boer buiten de muur
Er waren twee soorten boeren:
Vrije boeren: bezaten hun eigen grond
Horigen:hadden geen bezit en moesten werken voor de heer
Herendiensten
Horigen werden door de heer beschermd en gevoed, maar daar wilde de heer wel iets voor terug
De heer kon vragen om herendiensten
graan malen
druiven persen
vechten voor de heer
graan betalen
wegen onderhouden
gracht graven
Akker
Ook buiten de muren werd op het land gewerkt. Dit werd gedaan door de horigen.
Weiland
Buiten de muren lagen weilanden voor de dieren
Slide 21 - Tekstslide
Verschillen tussen leenstelsel (par 4.1) en hofstelsel
Leenstelsel
Hofstelsel
Afspraak tussen belangrijke edellieden (koning/hertogen)
Afspraak tussen lagere mensen (ridder/geestelijke/boer)
Gaat over een groot gebied (provincies van landen)
Gaat over een klein gebied (een dorp met omgeving)
Bepaalt hoe een gebied bestuurd wordt (politiek)
Bepaalt hoe mensen zichzelf onderhouden en met elkaar omgaan (economie/sociaal)
Slide 22 - Tekstslide
0
Slide 23 - Video
0
Slide 24 - Video
Welke drie standen waren er in middeleeuwen en welke taak had iedere stand?
Slide 25 - Open vraag
De standensamenleving
Op de domeinen ontstond een samenleving waarin iedereen zijn eigen plek en taak van god had gekregen:
Geestelijken (bidden voor de boeren en de adel)
Adel (vechten om de geestelijken en de boeren te beschermen )
Boeren (werken op het land om de geestelijken en adel te voeden)
De wereld was in de middeleeuwen daarom erg overzichtelijk. Je behoorde tot een stand, je wist wat jouw taken waren en je leefde op een domein.
Slide 26 - Tekstslide
Vechten
Werken
Standensamenleving
bidden
Slide 27 - Tekstslide
Weinig handel, weinig steden
In de tijd van monniken en ridders was er in West-Europa weinig handel. Er waren ook weinig steden. In het Nederlandse Dorestad woonden 2500 mensen.
Daar kwamen handelaren uit Duitsland, Frankrijk, Engeland en Scandinavië om te handelen in wijn, aardewerk en zout, maar ook edelstenen, zwaarden en zelfs ivoor uit Afrika.
Rond 830 had Dorestad een eigen munt, de Dorestatus.
Slide 28 - Tekstslide
We lezen samen!
Halfvrij
TB blz. 62
of online eerste theorieblokje.
Evt. nog starten met de eerste opdrachten van de paragraaf.
Slide 29 - Tekstslide
Huiswerk
Maak voor de volgende les de opdrachten van par. 4.3.
Kijk ook goed naar de tip onder de vraag.
Verbeter de opdrachten als je bij controle ziet dat je antwoord niet goed is.
Maak evt. extra opdrachten die je krijgt om de stof beter te begrijpen of die een extra uitdaging geven als je daar aan toe bent.
Slide 30 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 31 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen