1. Direct voor een zelfstandig naamwoord altijd qué:
¿Qué casa?= Welk huis?
2. Voor het werkwoord ser:
A. Je vraagt naar een betekenis/definitie met qué:
¿Qué es una capital? = Wat is een hoofdstad?
B. Anders cuál:
¿Cuál es la capital de España? = Wat (welke) is de hoofdstad van Spanje?
3. In andere gevallen:
A. In het Nederlands wil je “wat” zeggen->qué:
¿Qué significa “queso”? = Wat betekent “queso”?
B. In het Nederlands wil je “welke” zeggen->cuál:
¿Cuál te gusta? = Welke vind je leuk?