unit 2

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

Adverbs <> adjectives

bijwoord <> bijvoeglijk naamwoord

his designs are really clever
Wat is reallly in de zin?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

He is a clever man.
wat is clever in de zin?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over hoe iets gedaan wordt

1. waar
2. niet waar

(beautiful)
the girl sings .....

(beautiful)
she is wearing a ..... dress

Present simple

present simple gebruik je voor als iets altijd, vaak of nooit gebeurt

1. waar
2. niet waar

(not know)
He ... what he would like to study next year

(study)
I always ... last minute

(dry)
the fabric usually ..... fast

(come)
... you ... to school by train?

Present continuous is am/are/is + werkwoord die eindigt op ing

1. waar
2. niet waar

(explain)
The teacher ... the grammar rules

(not listen)
I .... to music right now

 Voice ..."/>

active to passive

je maakt de passive vorm met 

Vorm van to be + voltooid deelwoord

Je kijkt naar de actieve zin

In welke tijd staat het werkwoord?

 Voorbeeld: They sell fruit here.

The shopping was done (by my grandmother)

1. active
2. passive

Someone stole my bike

1. active
2. passive

the children baked the cake
Verander de zin naar active