Werkwoordspelling pv tt & vt

Werkwoordspelling

Leerdoelen

Je kunt het schema werkwoordspelling toepassen. (stroomschema voltooid deelwoord, persoonsvorm, etc.) 

Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd juist spellen. Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd juist spellen.

Noem een manier om de persoonsvorm in een zin te vinden.

Persoonsvorm vinden

Voorbeeldzin: wij lopen naar school.

1) tijd veranderen                                   Wij liepen naar school.

2) vraagzin maken                                  Lopen wij naar school?

3) enkelvoud of meervoud maken Ik loop naar school.

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De leerlingen lezen in stilte.

De kinderen lusten graag koekjes.

ik-vorm (uitspraak)

fietsen - ik fiets

verhuizen - ik verhuis

lopen - ik loop

Geef de ik-vorm van durven

Geef de ik-vorm van blazen

Geef de ik-vorm van leven

Tekst

Regel persoonsvorm tegenwoordige tijd

Ik                  ik-vorm        loop

Jij                 ik-vorm + t loopt       (maar als je erachter staat geen t!)

Hij/zij/het ik-vorm + t loopt

Wij               hele ww      lopen

Jullie          hele ww      lopen

Zij                hele ww      lopen

Lisa .............. (bakken) elke week koekjes.

Ik ........... (geloven) niet in sprookjes.

Hij ........... (vinden) koekjes lekker.

Regel persoonsvorm verleden tijd (zwakke werkwoorden)

Ik                    ik-vorm+te/de                fietste

Jij                   ik-vorm+te/de                fietste

Hij/zij/het   ik-vorm+te/de                fietste

Wij                 ik-vorm+ten/den          fietsten

Jullie            ik-vorm+ten/den           fietsten

Zij                  ik-vorm+ten/den           fietsten

Zij ..............(maken, vt) gisteren een toets.

Hij .............. (werken, vt) hard aan de opdracht.

Ik (aanraden) hem het boek Match aan.

Regel persoonsvorm verleden tijd (sterke werkwoorden)

Woorden als lopen, roepen en hebben zijn weetwoorden. 

Je kunt dit niet leren, maar meestal weet je dit wel doordat je het veel gezien/gehoord hebt.

Mijn collega en ik ............. (lopen, vt) gisteren naar het station.