2H/V Ch.3 laatste voorbereidingen

Wat is het hoogste getal? quarante / quatre-vingts / quatorze (let op spelling)
1 / 19
volgende
Slide 1: Open vraag
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat is het hoogste getal? quarante / quatre-vingts / quatorze (let op spelling)

Slide 1 - Open vraag

Wat is het laagste getal? quarante / quatre-vingts / quatorze (let op spelling)

Slide 2 - Open vraag

70 =
A
sept
B
septante
C
soixante-sept
D
soixante-dix

Slide 3 - Quizvraag

75 =
A
soixante-cinq
B
soixante-dix-cinq
C
soixante-quinze
D
soixante-qinze

Slide 4 - Quizvraag

80 =
A
quatre-vingt
B
quatre-vingts
C
octante
D
huitante

Slide 5 - Quizvraag

84 =
A
quatre-vingt-quatre
B
huit-dix-quatre
C
quatre-huit
D
quatre-huit-vingt

Slide 6 - Quizvraag

90 =
A
neuf-dix
B
neuvante
C
quatre-vingt-dix
D
quatre-vingt-neuf

Slide 7 - Quizvraag

93 =
A
trois-dix-trois
B
quatre-vingt-trois
C
soixante-trente-trois
D
quatre-vingt-treize

Slide 8 - Quizvraag

97 =
A
quatre-vingt-dix-sept
B
soixante-trente-sept
C
quatre-vingt-sept
D
quatre-vingt-seize

Slide 9 - Quizvraag

100 = cent
  • 200 = deux cents
  • 300 = trois cents
  • etc.

Slide 10 - Tekstslide

160 =
A
cent-six-dix
B
cent-soixante
C
cent-cinquante-dix
D
cent-sixante

Slide 11 - Quizvraag

1000 = mille
  • 2000 = deux mille (zonder streepjes en zonder s)
  • 2050 = deux mille cinquante 
  • 2250 = deux mille deux-cents-cinquante

Slide 12 - Tekstslide

In welk jaar ben je geboren? (schrijf voluit in het Frans)

Slide 13 - Open vraag

In welk jaar leven we nu? (schrijf voluit in het Frans)

Slide 14 - Open vraag

Le verbe 'vouloir'
  • je veux / tu veux / il veut
  • nous voulons / vous voulez / ils veulent

Slide 15 - Tekstslide

zij wil =
A
elle veux
B
elle veus
C
elle veut
D
elle voule

Slide 16 - Quizvraag

jullie willen =
A
vous voules
B
vous voulez
C
vous veulez
D
vous veulent

Slide 17 - Quizvraag

wij willen schoenen kopen
A
nous voulons chaussures acheter
B
nous voulons acheter les chaussures
C
nous voulons acheter chaussures
D
nous voulons acheter des chaussures

Slide 18 - Quizvraag

Le verbe 'pouvoir'
  • je peux / tu peux / elle peut
  • nous pouvons / vous pouvez / elles peuvent

Slide 19 - Tekstslide