Nomenclatuur

anatomie
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
tandartsassistentMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

anatomie

Slide 1 - Tekstslide

Nomenclatuur

Slide 2 - Tekstslide

Nomenclatuur
Wat betekend nomenclatuur?

Latijn/ internationaal

Slide 3 - Tekstslide

Functies van het gebit
  • Kauwfunctie.
     Begin van het spijsverteringsproces. Het verkleinen van voedsel
  • Spraak
    klanken van het strottenhoofd worden verder gevormd. Bewegen van tong, wangen, lippen en tanden
  • Esthetische functie 
    Eerste indruk

Slide 4 - Tekstslide

Structuren in de mondholte: het blijvend gebit

  • Incisieven (8) zijn snijtanden
  • Cuspidaten (4)zijn hoektanden
  • Premolaren (8) zijn kleine kiezen
  • Molaren (12) zijn grote kiezen
  • 32 elementen in een blijvend gebit

Slide 5 - Tekstslide

Structuren in de mondholte: het melkgebit.
  • Vanaf 2,5 jaar compleet melkgebit.
  • 8 incisieven   (melksnijtanden)
  • 4 cuspidaten (melkhoektanden)
  • 8 molaren (melkkiezen)
  • 20 elementen
  • Geen premolaren!!

Slide 6 - Tekstslide

Wat is geen functie van het gebit?
A
Spraak
B
Kauwfunctie
C
Esthetische functie
D
Slikken

Slide 7 - Quizvraag

Het blijvend gebit telt 28 elementen met de verstandskiezen
Juist
Onjuist

Slide 8 - Poll

Hoeveel molaren telt het blijvend gebit?
A
10
B
12
C
8
D
6

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel premolaren heeft het melkgebit?
A
4
B
6
C
0
D
2

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel elementen telt het melkgebit vanaf 2,5 jaar?
A
18
B
20
C
22
D
24

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heten de elementen in vaktaal?

  • per kwadrant 1-2-3-4
  • mediaanlijn 

Slide 12 - Tekstslide

Latijnse benaming
  • M = molaar
  • p = premolaar
  • c =cuspidaat
  • i = incisief 

Slide 13 - Tekstslide

Per kwadrant zien we vanuit het midden:
I 1 – centrale of eerste incisief;
I 2 – laterale of tweede incisief;
C – cuspidaat;
P 1 – eerste premolaar;
P 2 – tweede premolaar;
M 1 – eerste molaar;
M 2 – tweede molaar;
M 3 – derde molaar of verstandskies.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welk element is rood?

Slide 16 - Tekstslide


Slide 17 - Open vraag


Slide 18 - Open vraag


Slide 19 - Open vraag


Slide 20 - Open vraag


Slide 21 - Open vraag


Slide 22 - Open vraag

Latijnse benaming
  • S = superior = boven
  • i = inferior = beneden
  • d = dexter = rechts
  • s = Sinister = links 

Slide 23 - Tekstslide

Latijnse benaming
  • cuspidaat rechtsboven = 13 = C sd
s = superior, d = rechts
  • tweede molaar links onder M2is
    i= inferior, s= sinister


Slide 24 - Tekstslide

Sinister betekend?
Links
Rechts

Slide 25 - Poll

Inferior betekend?
Onder
Boven

Slide 26 - Poll

Hoe heet de derde molaar links onder?
A
M3is
B
M3ss
C
M3sd
D
M2id

Slide 27 - Quizvraag

Hoe heet de eerste premolaar rechts onder
A
P2id
B
P1sd
C
P1id
D
P1is

Slide 28 - Quizvraag

Vlakaanduiding gebitselementen
  • Occlusale vlak = kauwvlak (pre) molaren
  • incisale vlak = kauwvlak incisief  of cuspidaat
  • mesiale vlak = vlak naar voorkant van de mond gericht
  • distale vlak = vlak naar de 'huig' gericht
  • labiale vlak= vlak naar de lippen gericht
  • buccale vlak= vlak naar wangen gericht

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Vlakaanduideling gebitselementen
  • linguale vlak= binnenzijde tandboog bij tong
  • palatinale vlak = binnenzijde tandboog gehemelte
  • approximale vlak = distaal en mesiaal samen
  • cervicale vlak = langs de tandvleesrand

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Mesiaal
Distaal

Slide 33 - Sleepvraag

Buccaal
labiaal
palatinaal
Linguaal

Slide 34 - Sleepvraag

Bouw elementen
  • Kroon: bedekt met glazuur, in de mond zichtbaar.
  • tandhals/ cervix: overgang tussen wortel en kroon. gevoelig.
  • wortel/ radix: gedeelte dat vastzit in het kaakbot.

Slide 35 - Tekstslide

Morfologische details
  • Knobbel :verhevenheid op de occlusale blak.
    - premolaren hebben 2 knobbels, molaren 4a5 knobbels.
  • cingulum: verhevenheid op linguale of palatinale vlak van incisief of cuspidaat.
  • Crista: randlijst.
  • Fossa:  uitholling.
  • Fissuur: kloof/ spleet in het occlusale vlak.
  • Pit: klein diep glazuur effect.

Slide 36 - Tekstslide

huiswerk
Maken tot en met 1.3.13

Slide 37 - Tekstslide

BLADZIJNDE 14!

Slide 38 - Tekstslide