4/7. Economische ontwikkelingen

7. Economische ontwikkeling 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

7. Economische ontwikkeling 

Slide 1 - Tekstslide


A
Regionaal
B
Mondiaal
C
Continentaal
D
Nationaal

Slide 2 - Quizvraag


A
Regionaal
B
Mondiaal
C
Continentaal
D
Nationaal

Slide 3 - Quizvraag


A
Regionaal
B
Mondiaal
C
Continentaal
D
Nationaal

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen 
BK 
• Je kent het verschil tussen landbouw, industrie en diensten.
• Je kunt met het soort werk wat mensen doen bepalen hoe ontwikkeld een land is.

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
KB - TH
• Je kent het verschil tussen landbouw, industrie en diensten.
• Je begrijpt de relatie tussen de ontwikkeling van een land en het soort werk dat mensen doen.
HV
• Je kunt de ontwikkeling van de Nederlandse beroepsbevolking beschrijven.

Slide 6 - Tekstslide

Aantekening startklaar
  • Wat: Zorg dat je tafel zo staat dat je gezicht naar het bord staat om aantekeningen te maken
  • Hoe: Je heb je schrift open met een werkende pen en je device ingelogd in LessonUp bij de juiste les. 
  • Tijd: 1 minuut
  • Uitkomst: Je kan goed meedoen en aantekeningen maken
  • Klaar?: Schrijf alvast de titel van de paragraaf bovenaan 

timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Beroepsbevolking 
Beroepsbevolking = de groep mensen in een land die betaald werk heeft of er naar zoekt (15 en 65 jaar). 
  1. landbouw en visserij =  primaire sector 
  2. industrie = secudaire sector 
  3. diensten = tertiaire sector 

Slide 8 - Tekstslide

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector

Slide 9 - Sleepvraag

dokter
fruitteler
pottenbakker

schaapsherder
sigarenmaker
telefonist
visser
wever

Slide 10 - Sleepvraag

Beroepsbevolking in rijke landen
Mensen maken veel gebruik van diensten. We verdienen geld genoeg om andere mensen het werk te laten doen. 
In rijke landen is de dienstensector het grootst. 
Wat heb je hiervoor nodig:
  • goed onderwijs
  • geld voor innovaties/nieuwe ideeën 

Slide 11 - Tekstslide

Maar vroeger waren we arm
Toen werkten veel meer mensen in de landbouw. 
  • We waren nog niet allemaal hoog opgeleid.
  • We verdienden nog niet heel veel geld
  • Deden heel veel zelf


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Beroepsbevolking armste landen
Landbouwbedrijven zijn klein en zelfvoorzienend.
Zelfvoorzienend = 
Er zijn ook grote commerciele bedrijven --> van rijke bedrijven in het buitenland
Veel produceren voor het buitenland 

Slide 14 - Tekstslide

Informele sector
  • Lijkt op werken in de dienstensector, maar dat is het niet. 
Kenmerken:
  • geen opleiding nodig
  • geen vergunning voor gegeven
  • vluchtsector 
  • geen machines
  • hard werken voor een beetje €
  • ziek = geen €

Slide 15 - Tekstslide

Informele sector
formele sector
Straat muzikant
Advocaat
Politie
Geen pensioen
Niet geregistreerd 
Veel uur voor weinig geld

Slide 16 - Sleepvraag

Verandering in de beroepsbevolking
Als een land zich gaat ontwikkelen, verandert de verdeling van de beroepsbevolking. 
Dit moet je kunnen uitleggen. 
KB+TL/H

Slide 17 - Tekstslide

Stap 1
Zelfverzorgende landbouw. Geen geld en technologie om grondstoffen te verwerken of om industrie en diensten te ontwikkelen.
Stap 2
Een land heeft hulp van buitenaf nodig om in deze fase te komen. Er vindt export van landbouwproducten plaats en commerciële landbouw. Er wordt een begin gemaakt met de aanleg van wegen. Er komt industrie. De levensstandaard van de bevolking verbetert.

Slide 18 - Tekstslide

Stap 3
Door technologische ontwikkeling en de beschikbaarheid van kapitaal groeit de industrie snel. Er wordt steeds meer geïnvesteerd in transport en diensten. Economische groei vindt plaats in meerdere delen van het land. Er is sprake van een uitgebreid transportnetwerk. Er zijn kerngebieden waar de ontwikkeling sneller gaat, meestal de hoofdstad of havensteden. Er zijn gebieden waar de ontwikkeling achterblijft.
Stap 4
De industrie neemt af, maar er is een snelle groei van de diensten te zien. De levensstandaard verbetert nog meer.

Slide 19 - Tekstslide

Kapitaalintensief 
Wat is kapitaal? 
- je hebt geld nodig om kapitaal (bedrijven en machines) te kunnen kopen
Welke landen zijn kapitaalintensief?

Slide 20 - Tekstslide

Arbeidsintensief 
Werk waarbij veel arbeid gevraagd wordt. Of veel arbeiders nodig zijn. 
Welke landen zijn arbeidsintensief?
Welke sector(en) zijn arbeidsintensief?

Slide 21 - Tekstslide

Zelfstandig werken
§3.7 alle opdrachten maken 
In stilte - 10 min! 
Vragen? hand omhoog
Klaar? Hand omhoog
Succes!!
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Tekening maken 
Opdracht met de snippers 

Slide 23 - Tekstslide

OPDRACHT
Zet de nummers van de volgende uitspraken op de juiste plaats in de grafiek.
  1. Nomaden trekken rond met hun vee door het land.
  2. Hoofdkantoren van banken vestigen zich hier.
  3. Door aanleg van spoorwegen wordt het binnenland bereikbaar.
  4. BNP per hoofd €5000

Slide 24 - Tekstslide

Hoe produceert een timmerman?
BK
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 25 - Quizvraag

Een bedrijf met veel machines is:
BK
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 26 - Quizvraag

Een bedrijf met veel werknemers is:
BK
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 27 - Quizvraag

Kapitaalintensief vs Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin machines het grootste deel van de productie verzorgen.
Arbeidsintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin mensen het grootste deel van de productie doen.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een kapitaalintensief beroep?
KB
A
Conciërge
B
Kapper
C
Boer
D
Glazenwasser

Slide 29 - Quizvraag

Bij een kapitaalintensief bedrijf verzorgen machines het grootste deel van de productie (KB)
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Er is een verband tussen analfabetisme en het aandeel van de beroepsbevolking in de landbouw:
KB

Slide 31 - Open vraag

Hoe kunnen we aan de beroepsbevolking van een land de ontwikkeling herkennen?
TL/H

Slide 32 - Open vraag

Bekijk de bronnen.
Verklaar het mondiale spreidingspatroon
van het percentage van beroepsbevolking
werkzaam in de dienstensector.
TL/H

Slide 33 - Open vraag

Sinds ongeveer 1990 verschuift Turkije in het wereldsysteem van periferie richting centrum.
Geef aan hoe deze verschuiving blijkt uit de volgende kenmerken van Turkije:
− de verdeling van de beroepsbevolking (over de sectoren van de economie);
− het analfabetisme;
− de natuurlijke bevolkingsgroei.
TL/H

Slide 34 - Open vraag

Begrippen
• Beroepsbevolking
• Primaire sector
• Secundaire sector
• Tertiaire sector
• Zelfvoorzienend
• Commerciële landbouwbedrijven
• Informele sector
• Arbeidsintensief
• Kapitaalintensief

Slide 35 - Tekstslide

Wat moet je nu kunnen en kennen? 
Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 36 - Tekstslide