Meest gebruikte werkwoorden
hele werkwoord (infinitief) verleden tijd (imperfectum)
(enkelvoud/ meervoud) voltooide tijd (perfectum)
doen deed/ deden gedaan
gaan ging/ gingen is gegaan
hebben had/ hadden gehad
kunnen kon/ konden gekund
moeten moest/ moesten gemoeten
weten wist/ wisten geweten
worden werd/ werden is geworden
zeggen zei/ zeiden gezegd
zijn was/ waren is geweest
zullen zou/ zouden -