Les 4: Voltooide en verleden tijd onregelmatig

Meest gebruikte werkwoorden
hele werkwoord (infinitief) verleden tijd (imperfectum)
(enkelvoud/ meervoud) voltooide tijd (perfectum)
doen deed/ deden gedaan
gaan ging/ gingen is gegaan
hebben had/ hadden gehad
kunnen kon/ konden gekund
moeten moest/ moesten gemoeten
weten wist/ wisten geweten
worden werd/ werden is geworden
zeggen zei/ zeiden gezegd
zijn was/ waren is geweest
zullen zou/ zouden -

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Meest gebruikte werkwoorden
hele werkwoord (infinitief) verleden tijd (imperfectum)
(enkelvoud/ meervoud) voltooide tijd (perfectum)
doen deed/ deden gedaan
gaan ging/ gingen is gegaan
hebben had/ hadden gehad
kunnen kon/ konden gekund
moeten moest/ moesten gemoeten
weten wist/ wisten geweten
worden werd/ werden is geworden
zeggen zei/ zeiden gezegd
zijn was/ waren is geweest
zullen zou/ zouden -

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Voor de regelmatige werkwoorden maken we de voltooide of verleden tijd met deze regel:

Slide 3 - Tekstslide

Les 4
Dit leer je in deze les:
Je kent de voltooide en verleden tijd van de 10 meest gebruikte onregelmatige werkwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Als huiswerk heb je gekeken naar de 10 meest gebruikte onregelmatige werkwoorden:

Slide 5 - Tekstslide

x   s f t   k t c h 

Slide 6 - Tekstslide

MAAR
veel werkwoorden zijn ONregelmatig!
Die kan je niet maken met de regel,
je moet ze uit je hoofd leren.
Helaas 

Slide 7 - Tekstslide

Nu is het tijd om te oefenen!
Bij de volgende oefeningen moeten jullie .........
Bij problemen: vraag het eerst aan je buurman/buurvrouw, daarna aan de docent.

Slide 8 - Tekstslide

Als je een extra moeilijke oefening of spreekoefening wilt doen, kies een oefening met een kleur.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Hebben jullie goed geoefend?
We gaan samen kijken hoe het gaat.
Zet de zinnen op je telefoon in de goede tijd. 
Bijvoorbeeld: 
We oefenen goed.  (voltooide tijd) -  We hebben goed geoefend. 
                       (verleden tijd) -   We oefenden goed. 

Slide 15 - Tekstslide

Zet deze zin in de verleden tijd:
'De werkwoorden zijn makkelijk.'

Slide 16 - Open vraag

Zet deze zin in de voltooide tijd:
'Ik doe de oefeningen goed.'

Slide 17 - Open vraag

Zet deze zin in de verleden tijd:
'Ik weet alle antwoorden!'

Slide 18 - Open vraag

Dit heb je in deze les geleerd:
Je kent de voltooide en verleden tijd van de 10 meest gebruikte onregelmatige werkwoorden.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe gaat dat nu?
0 = slecht, 100 = perfect
0100

Slide 20 - Poll